Annuleren
Bewaren
Publicatie
English
Nederlands
Gepubliceerd in
العربية
Deutsch
English
Español
Eesti
Français
Nederlands
Polski
Русский
Türkçe
中文
Titel (ar)
Subtitel (ar)
Inleiding (ar)
Titel (de)
Subtitel (de)
Inleiding (de)
Titel (en)
Subtitel (en)
Inleiding (en)
Titel (es)
Subtitel (es)
Inleiding (es)
Titel (et)
Subtitel (et)
Inleiding (et)
Titel (fr)
Subtitel (fr)
Inleiding (fr)
Titel (nl)
Subtitel (nl)
Inleiding (nl)
Titel (pl)
Subtitel (pl)
Inleiding (pl)
Titel (ru)
Subtitel (ru)
Inleiding (ru)
Titel (tr)
Subtitel (tr)
Inleiding (tr)
Titel (zh)
Subtitel (zh)
Inleiding (zh)
العربية
Deutsch
English
Español
Eesti
Français
Nederlands
Polski
Русский
Türkçe
中文
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
<p><!-- z-media 12873 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p><sub>Beeld: Valerie van Leersum</sub></p> <p> </p> <p>Ik verblijf elf dagen op het eiland en neem mezelf een paar dingen voor: elke dag ga ik naar zee, en elke dag groet ik de zee. Filosoof Eva Meijer stelt in hun boek <em>De soldaat was een dolfijn </em>dat andere soorten groeten een belangrijke rol kan spelen in het herdefiniëren van onze relatie met hen. Door een ander te groeten, erken je de aanwezigheid van die ander. Je herkent de ander als entiteit waarmee een interactie plaatsvindt. Dit lijkt me een goede manier om het contact tussen mij en de zee te verdiepen.</p> <p>De afgelopen maanden ben ik regelmatig naar zee geweest. Op Scheveningen, in Katwijk, Noordwijk, Bloemendaal. Ik besloot zelfs mijn kamer in Utrecht te verhuren en in Den Haag te gaan wonen, zodat ik dichter bij de zee zou zijn. Ik stelde me voor dat ik er hele dagen, hele nachten door zou brengen, en dat ik uiteindelijk wel zou weten wat de zee te zeggen heeft. Dat ik de zee <em>echt </em>zou leren kennen als een levend wezen.</p> <p>Ik kocht een waadpak en stond tot mijn heupen in de koude winterzee. Ik nam een duik in het donker. Ik observeerde wat de zee achterliet op het strand; schelpen, wieren, schuim. Ik was op het strand met eb en vloed, na een storm, tijdens springtij. En hoewel ik het idee had dat ik de zee beter leerde kennen, en onze band – van mijn kant, tenminste – steeds sterker werd, bleef het voelen alsof ik niet vanuit de zee kon schrijven. Alsof ik niet vanuit de zee <em>mocht </em>schrijven. Alsof ik de zee op geen enkele manier in woorden zou kunnen vangen.</p> <p>In een laatste poging om de zee te verstaan, vertrek ik naar Schiermonnikoog. Ik wil naar een eiland, mezelf omringen met zee. Misschien lukt het me dan om de zee zo goed te leren kennen dat ik in de huid kan kruipen, door de bril kan kijken van dit stukje oceaan.</p> <p>Maar de Noordzee is niet omringd door huid, en heeft niet één paar ogen. Me inleven in dit waterwezen blijkt ook hier een lastige opgave.</p> <p>Ik ga naar zee. Ik kijk, luister, ruik, proef. Ik raak het water aan, loop erdoorheen met mijn blote voeten. Ik neem de zee zo bewust mogelijk waar.</p> <p>We brengen veel tijd met elkaar door. Op een dag loop ik 27 kilometer door de branding. Ik zie de zon in de zee zakken aan de westkust en de volle maan vanuit het water opkomen in het oosten. Ik voel me thuis bij de zee. Ik voel me er veilig en rustig, zelfs als het zo donker is dat de grens tussen water en lucht verdwijnt. Ik ervaar de zee als iets levends, als een entiteit, een metgezel.</p> <p>Toch blijft het lastig om me voor te stellen hoe het is om zee te zijn. Ik ben heel graag <em>met </em>de zee, maar na al deze tijd lukt het me nog steeds niet om voor even zee te <em>zijn</em>. Hoe kan ik vanuit de zee schrijven als ik me niet kan voorstellen hoe het voelt om zee te zijn? Hoe kan ik mijn publiek zich laten verplaatsen in de zee, als het me zelf al zo moeilijk lukt om me erin te verplaatsen? Hoe kan ik het grote geheel dat de zee is recht aandoen door het in één personage te vangen, in één Umwelt te plaatsen?<a name="_ftnref1" href="#_ftn1"><span>[1]</span></a></p> <p>Het is tijd om aan mezelf toe te geven dat het me niet gaat lukken.</p> <p>Wat nu? De deadline komt steeds dichterbij en ik heb nog geen scene van mijn toneelstuk geschreven. Mijn hoofdpersonage heeft nog geen woord gesproken, en zal dat zeer hoogstwaarschijnlijk ook niet gaan doen. Moet ik de zee uit mijn hoofd zetten?</p> <p>Ik probeer op een rijtje te zetten waarom ik er niet in slaag vanuit de zee te schrijven. Het heeft ermee te maken dat de zee te groot is, denk ik. Ook de Noordzee is nog steeds zo groot dat het in niets te vergelijken is met mijn 1 meter 60. De schaal van mij en de zee verschilt misschien te erg van elkaar. Het heeft ook te maken met het geheel van de delen. Hoe beter ik de zee observeer, hoe meer ik erachter kom dat de zee uit ontelbaar veel elementen bestaat. Ik kan de zee niet zien als een losstaand iets; ik kan de zee niet isoleren. Een bepaalde mate van isolatie, van afbakening, is denk ik nodig om me ergens in te kunnen inleven.</p> <p>Hoewel ik de zee waarneem als een soort gigantisch wezen – een <em>levend </em>wezen – zie ik de zee toch meer als landschap dan als een organisme. Ik denk dat ik de zee inmiddels onder de noemer ‘levend landschap’ zou plaatsen. Misschien is het te veel gevraagd om vanuit een landschap te schrijven, om me in te leven in een heel landschap. Inzoomen op onderdelen van dat landschap is makkelijker, tastbaarder.</p> <p>Kan ik vanuit de zee als landschap schrijven, door vanuit verschillende onderdelen van dat landschap te schrijven? Misschien kan ik in mijn schrijven nog steeds de zee vertegenwoordigen als ik vanuit wezens <em>in </em>die zee ga schrijven. Misschien schrijf ik dan, op een indirecte manier, alsnog <em>vanuit </em>de zee.</p> <p><strong>Het leven van een zeewezen</strong></p> <p>Als je je verdiept in de zee, verdiep je je haast automatisch ook in wezens die <em>in </em>die zee leven. In de boeken die ik las en de documentaires die ik keek, ging het vaak ook over verschillende soorten die de zee bewonen. Die de zee tot zee maken, misschien. Nu ik heb besloten om me niet meer op het geheel van de zee te focussen, maar in te zoomen op de wezens in de zee, is het daarom gelukkig niet zo dat ik helemaal opnieuw moet beginnen. Ik heb in mijn onderzoek al flink wat soorten uit de zee leren kennen.</p> <p>Het schrijven vanuit een specifieke niet-menselijke soort is overzichtelijker dan schrijven vanuit de hele zee, maar dat maakt het niet gelijk makkelijk. Ik wil vanuit andere soorten schrijven zoals Bibi Dumon Tak en Paul Auster dat doen: vanuit de leefwereld, de Umwelt van de soort, zodat ik de soort op een accurate manier vertegenwoordig.<a name="_ftnref2" href="#_ftn2"><span>[2]</span></a> Ik moet me dus zien in te leven in de leefwereld van zeewezens.</p> <p>Hoe kom ik erachter wat die leefwereld – die zo anders is dan de mijne – behelst?</p> <p><strong>De sjamaan in jezelf</strong></p> <p>In mijn onderzoek ben ik af en toe de term ‘sjamanisme’ tegengekomen. Sjamanen schijnen zich in hun praktijk veelal te verplaatsen in niet-menselijk leven, en laat dat nou precies zijn waar ik naar op zoek ben. Ik besluit het sjamanisme – het contact maken met de onzichtbare of spirituele wereld, vanuit een geloof dat alles verbonden is – een kans te geven.</p> <p>Sjamanen doen er soms tientallen jaren over om de sjamanistische vaardigheden te beheersen en zichzelf sjamaan te mogen noemen. Me zoals een sjamaan verplaatsen in niet-menselijk leven, kan ik dus niet zo 1, 2, 3 leren. Maar om een beetje te proeven of dit een manier is waarop ik me in de zee zou kunnen verplaatsen, leen ik het boek <em>Ontdek de sjamaan in jezelf </em>bij de bibliotheek. Je moet ergens beginnen.</p> <p>Ik besluit me toe te leggen op een oefening met de naam ‘Je Dierlijke Hart’. De eerste stap is mijn steun aanroepen op de, volgens het boek, normale manier: ‘De Danser Laten Ontwaken.’ Ik weet niet hoe dat moet, dus ik moet even terugbladeren. Ik zet een <em>shamanic dance </em>afspeellijst op - dat lijkt me wel passend - en begin met intuïtief bewegen. Mijn aandacht moet ik eerst op mijn voeten leggen: die moeten leiden. Daarna leiden mijn onderbenen, knieën, heupen, ruggengraat, schouders, armen, hoofd. Na een minuut of tien heb ik denk ik wel de steun aangeroepen die nodig is, dus ik ga door naar de volgende stap.</p> <p>In het boek gaat de oefening over je inleven in een prooidier, een jager, de overgave en dankbaarheid. Ik besluit me op die eerste twee te richten.</p> <p>Als prooidier kies ik een vis – ik heb gisteren een aangespoelde dode vis gezien, ik kon niet meer ontwaren wat voor vis maar de ontbinding was al flink ingezet – en dat lijkt me wel een passend prooidier. Ik neem het beeld van de vis in mijn hoofd en begin dan te bewegen als een vis. Nou ja, dat probeer ik. Maar dat is moeilijker dan gedacht.</p> <p>Ik merk dat de sjamanistische trommelmuziek niet echt helpt, dus ik zet een <em>deep sea soundscape </em>op. Ik probeer als een vis te bewegen, angstig te zijn voor roofdieren, me te verschuilen, snel een andere kant op te gaan. Als ik dat een paar minuten heb gedaan, dwalen mijn gedachten af. Weet ik nu hoe het is om een vis te zijn? Nee. Maar ik heb wel een beeld van hoe je als vis onder water een prooidier kan zijn, denk ik.</p> <p>Als vis deed ik alsof ik vluchtte voor een zeehond, dus een zeehond lijkt me een passende jager. Eerst hups ik als zeehond over het strand richting de zee. Dat is moeilijker dan het lijkt – al ziet het er bij zeehonden ook nooit heel soepel uit. Eenmaal in zee begin ik te zoeken naar vis. Ik bedenk hoe een zeehond zou kunnen zwemmen, met het hoofd zoekend naar prooien. Dat zwemmen lukt me lichamelijk nogal slecht – ik sta toch met twee benen op de grond, in de praktijk ben ik aan het lopen. Ik probeer het liggend op de grond, wat qua houding beter lijkt, maar bewegen lukt me dan een stuk minder goed. Af en toe hap ik naar een vis, maar ik heb het idee dat ik nog minder bij de lichamelijke ervaring van een zeehond kom dan bij de vis. De hupsende zeehond op het strand komt misschien nog het meeste in de buurt.</p> <p>Dan doe ik een poging zeewier te zijn. Dat is makkelijker; ik kan met mijn voeten blijven staan want zeewier zit veelal vast aan de bodem. Ik gebruik de rest van mijn lichaam om vloeiend te golven als wier. Mijn armen dansen soepel boven mijn hoofd, mijn lijf beweegt langzaam in het ritme van water. Dit gaat best goed. Ik kan me redelijk voorstellen hoe het lichamelijk moet voelen zeewier te zijn en op de bodem van de zee heen en weer te zwieren. Zou het woord zwieren van zeewieren komen? Wie weet.</p> <p>Hierna ben ik de bodem. Daar had ik plots behoefte aan – misschien wilde ik gewoon even liggen – maar ik probeer me voor te stellen dat ik de hele zee zie vanuit een onderaanzicht. Ik zie algen boven me bewegen, ik zie de onderkant van een zeehondenlijf, van een rog. Ik zie scholen vissen voorbij sjezen. Dit kan ik me goed voorstellen. Maar ben ik nu de bodem of slechts een mens die op de bodem ligt? Misschien meer dat laatste. Ik probeer te ervaren hoe de trillingen voelen van boorplatforms, of van borrelend magma in de aardkorst. Maar het lukt me niet om echt te voelen hoe het is om bodem te zijn, om allerlei korrels zand te zijn – ik denk dat de bodem, net als de zee, te groot is en uit te veel elementen bestaat om het helder voor me te zien en in mijn lijf te voelen.</p> <p>Nee, de bodem is meer een landschap dan een soort. Ik dwaal weer af, ik moet me focussen op de zeewezens.</p> <p>Ik zet de <em>deep sea soundscape</em> uit. Weet ik nu hoe het is om een zeehond, een vis, een wier te zijn? Niet echt. Maar met mijn verbeelding kwam ik verder dan ik vooraf dacht: ik moet toegeven dat ik een beetje sceptisch was over de sjamanistische oefeningen. Toch blijft mijn verbeelding niet meer dan <em>mijn </em>verbeelding. Mijn menselijke verbeelding. Kan ik nog verder in de huid kruipen van de vis, de zeehond, het wier: van soorten die zo anders leven dan ik?</p> <p><strong>Een vleermuis zijn</strong></p> <p>Volgens de filosoof Thomas Nagel is het antwoord daarop: nee. In zijn beroemde essay <em>What it is like to be a bat </em>uit 1974 bepleit hij dat een mens nooit echt in de huid kan kruipen van een andere soort. Als we echt willen weten hoe het is om een vleermuis te zijn, moeten we als vleermuis een vleermuis kunnen zijn; niet als mens. Omdat de manier waarop wij de wereld waarnemen zo verschilt van hoe vleermuizen dat doen, kunnen we nagenoeg niets zeggen over de manier waarop een vleermuis de wereld ervaart.</p> <p>De Umwelt van een vleermuis is zo anders dan die van een mens, dat Nagel er niet van overtuigd is dat je je echt kan inleven in die andere soort. <a name="_ftnref3" href="#_ftn3"><span>[3]</span></a></p> <p>‘The more different from oneself the other experiencer is, the less success one can expect with this enterprise. In our own case we occupy the relevant point of view, but we will have as much difficulty understanding our own experience properly if we approach it from another point of view as we would if we tried to understand the experience of another species without taking up <em>its </em>point of view.’</p> <p>Flink wat jaren na Nagels overpeinzing besluit Charles Foster het toch te doen: zich zo diep mogelijk inleven in de wereld van een andere soort. In zijn boek <em>Being a Beast </em>beschrijft Foster hoe hij leeft als een das, een vos, een edelhert, een gierzwaluw en een otter. Hij wil de leefwerelden van die organismen <em>echt </em>ontdekken en beleven zoals zij het zelf beleven. In die zoektocht probeert ook hij zich te ontworstelen aan antropocentrisme en antropomorfisme, al geeft hij snel toe dat het hem niet is gelukt om de menselijke blik volledig los te laten.<a name="_ftnref4" href="#_ftn4"><span>[4]</span></a> Hij weet ook dat het onmogelijk is om een beest te <em>worden</em>: ‘De methode is dus simpelweg de grens zo dicht mogelijk te naderen en er voorbij te kijken met alle beschikbare instrumenten.’<a name="_ftnref5" href="#_ftn5"><span>[5]</span></a></p> <p>Hij graaft een dassenburcht en gaat er een tijdje in wonen. Hij leert dat wormen anders smaken als ze in andere grond leven. Hij scheurt vuilniszakken open en haalt er etensresten uit zoals een vos in de stad. Hij dobbert uren rond als een otter zonder kleren, want ‘Wetsuits zijn condooms die voorkomen dat je verbeelding wordt bevrucht door bergbeekjes.’<a name="_ftnref6" href="#_ftn6"><span>[6]</span></a> Foster focust zich op de zintuigen die belangrijk zijn voor de soorten waarin hij zich verplaatst. Dassen leven voornamelijk in een geurenlandschap, dus bedekt hij zijn ogen en leert zichzelf aan om bomen te herkennen aan hun geur. Op den duur kan hij steeds beter de weg vinden in het bos.</p> <p>Het leven als een ander landdier lukt hem aanzienlijk beter dan het leven als waterdier of een luchtdier. ‘Een gierzwaluw worden? Ik kon evengoed proberen God te worden’ concludeert hij na zijn periode als vogel.<a name="_ftnref7" href="#_ftn7"><span>[7]</span></a> Toch heeft Foster het idee dat hij dichter bij elk dier is gekomen. Hij heeft hun leefomgevingen leren ervaren op de manieren waarop de wezens ze zelf ook ervaren. Foster gelooft dan ook niet dat een sjamanistische verbeeldingsoefening hetzelfde effect kan hebben als deze ‘langdurige, pijnlijke leerschool’.<a name="_ftnref8" href="#_ftn8"><span>[8]</span></a></p> <p>‘Je begint niet met snappen, je begint niet met een idee. In den beginne was er de daad. In een materiële wereld – een wereld van aarde, lucht, water en vuur, waarmee magische alchemie kan worden bedreven – kun je abstracties of geesten niet direct vatten. [...] Daar zijn ze te glad voor, te ongrijpbaar, te afhankelijk van glorieuze concreetheid. Je moet jezelf vies maken in de aarde, kou en angst voelen in de lucht, jezelf schroeien aan het vuur, zeeziek worden in het water. Je moet krabben, krabben, krabben aan de wereld met dezelfde poot of vleugel als de schepsels die je wilt kennen.’</p> <p>Foster heeft geen onderzoek gedaan naar dieren die onder water leven. Hij heeft wel als een otter geleefd, die veel tijd in het zoete water doorbrengt, maar toch voornamelijk een landdier is. Wanneer hij als otter in de rivier drijft, blijft hij met zijn hoofd boven water. Als ik net zo’n experiment als Foster zou doen, moet ik daadwerkelijk kopje onder gaan.</p> <p><strong>Kopje onder</strong></p> <p>Ik heb gekeken of ik in de Noordzee zou kunnen duiken. Mijn duikbrevet heb ik jaren geleden in Thailand gehaald, en de onderwaterwereld waarin ik me in Azië heb begeven was magisch. Met een volle zuurstoftank kan je ongeveer een uur onder water blijven, wat niet in de buurt komt bij kieuwenwezens maar wel aanzienlijk langer is dan de paar minuten dat ik zelf mijn adem in kan houden. Ook al draag ik die ijzeren fles, een plastic duikbril en een wetsuit (of condoom, zoals Charles Foster zou zeggen): als ik duik voel ik me echt even een zeezoogdier.</p> <p>Maar duiken in de Noordzee is niet zo eenvoudig, zeker niet in de winter. De stroming hier is sterk, de zichtbaarheid is slecht, het water is koud. Daarbij heb ik het juiste brevet niet om in dit weer te duiken. Ik had een ticket kunnen boeken naar een land waar ik wel zou kunnen duiken, in een poging me in de leefwereld te begeven van de onderwaterwezens daar. Maar ik wil schrijven vanuit soorten in de Noordzee, niet vanuit de Thaise vissen. En voor een onderzoek dat nogal ecologisch van aard is, voelt het niet erg passend om in een vliegtuig te stappen.</p> <p>Ik zou een tijdje als zeehond kunnen gaan leven: liggen slapen op een zandbank, jagen op schollen en makrelen, salto’s maken in de zee. Daar is geen zuurstoftank voor nodig. Ik zou iets vaker naar boven moeten om adem te halen dan een zeehond zou doen, maar in theorie is het mogelijk om me te begeven in de wereld van de zeehond. Toch doe ik het niet. Als veganist in de vrieskou is deze uitdaging me op dit moment net iets te groot.</p> <p>Wat ik wel blijf doen, is regelmatig de zee bezoeken. Ik hoop daar soorten aan te treffen die me informatie kunnen verschaffen over hun leefwereld. Ik vind van alles – zelfs een paar zeehonden, helaas niet allemaal meer in leven – en begin een verzameling zeevondsten.</p> <p>De collectie bestaat echter vooral uit dode organismen, of dode onderdelen van organismen. Het kapsel van een roggenei, het rugschild van de zeekat, de schelp waarin een wulk heeft gewoond – of misschien was de wulk niet het weekdier in de schelp, maar ook de schelp zelf. Daar ben ik nog steeds niet helemaal over uit: in hoeverre een schelpdier diens schelp is.</p> <p>Hoewel ik eerder in dit onderzoek heb beweerd dat de grens tussen dood en leven vaag is, ben ik toch op zoek naar levende wezens om me in in te leven.<a name="_ftnref9" href="#_ftn9"><span>[9]</span></a> Ik wil levende zeewezens bestuderen, en naar de oppervlakte van de zee staren levert me niet heel veel op. Dus ik besluit om iets te doen wat ik aan het begin van dit onderzoek absoluut niet had verwacht: ik bezoek een aquarium.</p> <p><strong>SeaLife</strong></p> <p>Ondanks dat ik aquaria, net als dierentuinen, verschrikkelijk vind – het zijn gevangenissen waar alleen maar onschuldigen vastzitten – bedacht ik me toch dat het interessant zou zijn voor mijn schrijfproces om een kaartje voor SeaLife te kopen. Daar zou ik mijn personages aandachtig kunnen observeren en leren kennen, waardoor ik me een betere voorstelling kan maken van hoe zij de wereld ervaren. Dus op een druilerige maandagochtend begeef ik me naar deze binnenzee.</p> <p>SeaLife bevindt zich aan de Scheveningse boulevard. De vissen die buiten in de glazen bakken zwemmen, kunnen de zee zien. Ik vraag me af of ze wel eens ontsnappen, dat ze de zee voelen trekken als een magneet, de plek waar ze eigenlijk thuishoren. Binnen zie ik allerlei soorten die in de Noordzee leven. Soorten die ik nooit vanaf de kant zou kunnen zien: roggen en hondshaaien, zee-egels en kreeften. Ik bestudeer de dieren aandachtig. Iets in mij hoopt dat we een gesprek kunnen beginnen, dat we met elkaar communiceren: al die wonderlijke Noordzeedieren en ik, in zekere zin ook een Noordzeedier. Maar ook hier voel ik me een buitenstaander, iemand die van een afstand observeert. Ik heb niet het idee dat ik met iemand contact krijg. Daarbij benauwt het aquarium me: de zwembadjes zijn klein, de dieren groot. Ik besluit mijn bezoek vroegtijdig te beëindigen.</p> <p>Zelf leven als een zeewezen zit er op dit moment niet in. Levende zeewezens ontmoeten, en van hen over hun eigen leefwereld leren, lukt me ook niet echt. Mijn verbeelding brengt me een eind, maar ik heb toch het gevoel dat ik meer informatie nodig heb om de Umwelt van deze soorten te leren kennen. Ik besluit daarom dat het tijd is om terug te keren naar de kennisbron waarmee ik dit onderzoek begon. Boekenkennis. Ik duik de biologie in, en hoop dat deze kennis me dan eindelijk toegang verschaft tot de binnenwereld van de zeewezens.</p> <p> </p> <p>Meer lezen?</p> <p>In 2025 verschijnt dit onderzoek als online publicatie bij het lectoraat van de HKU.</p> <p>Meer weten over mijn werk?</p> <p>Neem een kijkje op <a href="http://www.nikkiong.nl">www.nikkiong.nl</a></p> <p><strong> </strong></p> <p><a name="_ftn1" href="#_ftnref1"><span>[1]</span></a> De term <em>Umwelt</em> komt van de Duitse bioloog Jakob van Uexküll, en betekent kortgezegd: de leefwereld van de soort zoals die aan de soort verschijnt. De Umwelt is verschillend voor elke soort, omdat elke soort door andere zintuigen de wereld waarneemt. De Umwelt heeft ook te maken met de ecologie van de soort. Als we zo dicht mogelijk bij de Umwelt willen komen, waardoor we de soort zo goed mogelijk kunnen begrijpen, is het belangrijk vertrouwd raken met de ecologie van het organisme. Dit gebruik ik als uitgangspunt in mijn onderzoek.</p> <p><a name="_ftn2" href="#_ftnref2"><span>[2]</span></a> Eerder in dit onderzoek noem ik <em>De eik was hier</em> van Bibi Dumon Tak en <em>Timbuktu</em> van Paul Auster als voorbeelden van werken waarin de Umwelt van een soort als uitgangspunt wordt genomen: waarin respectievelijk de eik en de hond met een belevingswereld worden gepresenteerd die klopt bij de eigenschappen en de ecologie van de soorten. Het stilstaan, het geworteld zijn van de eik vormt de basis van <em>De eik was hier</em>, en in <em>Timbuktu</em> wordt de wereld van de hond laag bij de grond weergegeven, en bestaan de waarnemingen voornamelijk uit geur.</p> <p><a name="_ftn3" href="#_ftnref3"><span>[3]</span></a> Thomas Nagel, “What is it like to be a bat?” <em>The Philosophical Review </em>(oktober 1974).</p> <p><a name="_ftn4" href="#_ftnref4"><span>[4]</span></a> Eerder in dit onderzoek bespreek ik hoe antropomorfisme – het vermenselijken van niet-mensen – en antropocentrisme – het centraal stellen van de mens – tekenend zijn voor hoe mensen naar andere soorten kijken, en hoe we ze representeren in kunst en literatuur. Ik probeer dit zoveel mogelijk te vermijden in mijn schrijven over niet-menselijke soorten, om zo dicht mogelijk bij hun belevingswereld te komen en te voorkomen dat de mens ook in niet-menselijke verhalen centraal komt te staan.</p> <p><a name="_ftn5" href="#_ftnref5"><span>[5]</span></a> Charles Foster, <em>Leven als een beest</em>, vert. Ine Willems (Amsterdam: Signatuur, 2019), 23.</p> <p><a name="_ftn6" href="#_ftnref6"><span>[6]</span></a> Foster, <em>Leven als een beest</em>, 36.</p> <p><a name="_ftn7" href="#_ftnref7"><span>[7]</span></a> Ibid., 203.</p> <p><a name="_ftn8" href="#_ftnref8"><span>[8]</span></a> Ibid., 221.</p> <p><a name="_ftn9" href="#_ftnref9"><span>[9]</span></a> In het eerste deel van dit onderzoek verdiep ik me in het definiëren van de zee, waarbij ik mezelf de vraag stel in hoeverre de zee leeft. Het onderscheid tussen iets levends en doods blijkt biologisch te zien soms best lastig te maken.</p>
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Mediabestand toevoegen aan pagina
Gekoppelde media
IMG_6060 kopie 2
voeg een mediabestand toe
Artikel
Bewaren
Bewaren en bekijken
Verwijderen
Bewaren