Hoofdstuk 2: Jezelf zijn
Is deel van: Slotrede Lectoraat Muzisch Werk
Bart: Hoofdstuk 2 – jezelf zijn
Moet je strikt jezelf zijn of hoort het verliezen van jezelf er ook bij?
Muziek: Hohe Messe van Bach: Kyrie
Mijn ouders gingen trouwen. Ik had daar geen weet van, want ik was er nog niet. Later hoorde ik de verhalen over het verloop van de plechtigheid. Ze lopen gearmd naar voren door de kerk met aan weerskanten de genodigden. Op het orgel wordt bulderend en uitbundig een deel van de Hohe Messe van Bach gespeeld. Alles jubelt. Helemaal vooraan zit mijn oma, de moeder van mijn vader. Ze kijkt verwachtingsvol om naar het naderende bruidspaar. Mijn vader is diep geraakt door de muziek. Hij straalt en zweeft een beetje, zijn hoofd in de wolken. Als hij passeert bitst mijn oma hem toe: ‘Kind kom tot jezelf.’ Ik stel mij wankele laatste passen voor en dan nog dat gehannes met die ring en het gekus onder het gaasje van de sluier. Weg feestvreugde. Het was kennelijk niet de bedoeling om ‘buiten jezelf te zijn’.
Gelovigen noemen dat wat van buiten komt God en gaan naar de eredienst om zich eraan te herinneren dat je het níet allemaal zelf doet en zelf bent. In de Griekse oudheid beginnen dichters zoals Homerus en Hesiodus het werk dat ze maken met de aanroep ‘O muze…’ Ze vragen de muze hen bij te staan zodat ze de verhalen goed zullen vertellen. Ze roepen de inspiratie aan. En over het woord inspiratie is de taal duidelijk: inspiratie maak je niet zelf, die krijg je, alsof er iets van buiten komt.
Moet je strikt jezelf zijn of hoort dat verliezen van jezelf er ook bij?
In een chronologisch woordenboek zoek ik het woord ‘ontvankelijk’ op. Het komt uit 1300 en betekent simpelweg ‘vatbaar voor indrukken’. Dat is in drie woorden tamelijk precies beschreven waar ik, vanuit mijn eigen ervaringen, naar zoek: ik ben het niet allemaal zelf, er komt iets van buiten in mij. Dat zijn indrukken! Daar vatbaar voor zijn is dan de kwaliteit van ontvankelijkheid. Vatbaar begrijp ik als een ‘vat’ waar iets in kan. Zo kunnen de indrukken langer met me mee totdat ik er vroeger of later weer iets mee kan uitdrukken. Er komt iets in dat ik niet zelf ben. Dat gaat er weer uit met iets van mezelf erbij. In, uit, in, uit.
Is mijn vriend D. nog zichzelf? Het is niet leuk om alles op te noemen dat hij niet meer kan, maar ik doe het toch omdat het over de feiten gaat. En ook omdat veel kennissen voortdurend de moed erin proberen te houden door te zeggen: ‘Gelukkig kan je nog dit of dat.’ Daar wordt hij kwaad van. Hij kan dus niet loslopen, laat staan rennen. Geen patiënten meer behandelen en het niet op een zuipen zetten. Voor een verjaardagsfeestje (het mijne) meldt hij zich af. Hij kan wel praten, eten, lachen en naar de Tour de France kijken. Dat zijn, verre van compleet, twee lijstjes. Telkens verhuist iets van het lijstje ‘wel’ naar het lijstje ‘niet’. Wanneer is D. niet meer ‘zichzelf’ in dat langzaam maar zeker ontmantelen van het handelen? Is hij zichzelf, zolang hij kan ademen?
Van de alleroudste muze, wordt gezegd dat zij de adem was. Die muze is de representatie van een in de oudheid gevoeld rechtstreeks verband tussen inspiratie en inademen (inspirare). Simpel en fascinerend is de observatie dat de adem die we halen, de lucht die in ons stroomt, ook letterlijk van buiten komt. De adem, dat zo centrale aspect van het leven, zijn we niet zelf, maken we niet zelf, maar ontvangen we, zou je kunnen zeggen. We onttrekken er de zuurstof aan en ademen weer uit. In, uit, in, uit. De omringende lucht waarin we leven is een communaal reservoir waar we ons hele leven aan lurken. In, uit, in, uit.
Bart speelt: stuiterstok vanachter standaard: plus adem-dans Peter
Peter: Moet je strikt jezelf zijn of hoort dat verliezen van jezelf er ook bij?
Eminem zegt van wel: Loose yourself in the music. Maar net als de oma van Bart zegt Plato van niet. In zijn boek de staat (politeia) respecteert hij de dichters, maar hij geeft ze geen officiële plek in de staatsinrichting. Dat vindt hij maar gevaarlijk. De dichters staan rechtstreeks in contact met de goden, ze kunnen heel ware dingen zeggen, maar zijn ook bezeten, buiten zichzelf en vol van mania, een woord met verschillende vaak negatieve betekenissen, zoals betovering en waanzin. Daar valt geen staat mee op te bouwen. Een paar boeken verderop draait het om. Dan beschrijft Plato de gevoelens van Socrates voor de jongeling Phaedrus aan de rand van de beek in de lome middagwarmte te midden van bloeiende bloemen. Hij verhaalt hoe Socrates buiten zinnen raakt, zich daaraan overgeeft en hoe de verliefdheid een bron van extase is, die de stroom wekt die je meevoert buiten jezelf.
Bart: Dat je van de ander buiten jezelf kan raken spoort met een andere tekst van Plato die zegt dat onze oorspronkelijke heelheid als mens in tweeën is gekliefd en we sindsdien naarstig op zoek zijn naar een wederhelft. Jezelf worden door je wederhelft te vinden…..
Bart en Anouk: kom wonen in dit lijf.
Kom wonen in dit lijf
waar mijn huid lubbert, is sowieso nog plaats genoeg
een tweepersoonshuid heb ik
met tweepersoons adem
Kom wonen in dit lijf
met zicht op alles wat ik niet ben:
de tafel de lamp de kat de dingen jij het daar het zij het zo
Kom wonen in dit lijf
je kunt zo één
oor oog long nier kamer been boezem
van me krijgen
de woorden kan ik delen
als ik ‘nee’ krijg, krijg jij ‘ja’
van mij hoeft mijn wederhelft niet aan de buitenkant te wonen
ik rits je zo bij mij onder mijn vel
Kom wonen in dit lijf
wij zal tweezaam zijn
wij zal het leven te lijf gaan
als tweepersoonsmens in die eenzame wereld
terwijl de regen op ons tweeonderéénschedeldak tikt
zal wij ons warmen aan ons tweepersoonsvuur