Hoofdstuk 3: Ambachtelijkheid
Is deel van: Slotrede Lectoraat Muzisch Werk
Bart zegt: hoofdstuk 3 ambachtelijkheid (en loopt naar cellostoel)
Thuis luisteren we, ik ben nog een kind, naar de Vlaamse radio, een klassieke zender. Op het oor mag ik kiezen wat ik later wil spelen als ik iets groter ben. Telkens kies ik de cello. Dat vind ik prachtig. Het helpt mee dat er een cello werkeloos aan de muur hangt. ‘Hoe klinkt die?’ vraag ik. Mijn moeder laat mij horen wat ze kan: de toonladder van C.
Vrij snel nadat ik als kind op celloles zit, voel ik de weerstand groeien tegen het oefenen. Ik doe het wel, maar moet altijd een hobbel over. Oefenen wordt een permanente onderhandeling met mijn moeder, met subtiele beloningssystemen en al. Op een keer heeft ze een grote zon getekend met wel tachtig afzonderlijke stralen in dunne potloodlijnen. Het is een tachtig-dagen-plan om nieuwe goede gewoontes te ontwikkelen. Als ik goed studeer, wordt een straal goudgeel gekleurd, als ik niet studeer, wordt de straal van die dag zwart. Aan mij om een stralende zon te bereiken. Ik voel de angst dat ik door eigen toedoen met een zwarte zon de rest van mijn leven inga. Die wis je niet zomaar even uit.
Op het Conservatorium gaat dat afstoten en aantrekken gewoon door. Ik word in het keurslijf van het ambacht geperst.
Anouk: Oké speel maar… toe dan. Ja de toonladder: C-groot zonder losse snaren, dus met positiewisselingen. Eén op een stok. Dan twee. Dan vier. Dan een octaaf. Dan twee octaven. Onhoorbaar van streek wisselen. Toon houden. Geen gaten laten vallen.’ ‘Verboden te vegen. Knarsen niet toegestaan. Vals spelen niet de bedoeling. Brullen en bulderen onbeschaafd. Pas op voor de foute noot en de verkeerde streek. Niet hijgen als je speelt. Houd je tong binnenboord. Zit recht. Strijk recht. Rug recht. Hoofd recht. Onderbenen recht. Vingers rond. Ellebogen uit. Schouders laag. Op de voorkant van je stoel. Niet knijpen in de stok. Het hele haar gebruiken, druk geven. Vibreren voor een volle toon: met 1e, 2e, 3e maar ook met je zwakke 4e vinger. Doorvibreren!’
Anouk vraagt:
Wat maakt nou dat je toch bent doorgegaan?
Bart:
Dat was als ik het heel eenvoudig stel diezelfde toonladder van C die ik terugkerend moest blijven oefenen.
Vertelt door het spelen van de toonladder heen:
Het aardige van de toonladder is dat, als ik er eenmaal mee begin, ook al is het met weerzin, dat ik dan toch door wil. De toonladder nodigt uit om na de eerste stappen ook de volgende stappen te zetten tot ik boven ben. En eenmaal boven is de aandrang om naar beneden te gaan ook heel groot. En dan weer naar boven. Of met twee treden tegelijk. Of twee heen, een terug, twee heen en een terug. Het is de toonladder die mijn weerstand overwint en me erin trekt. De toonladder dwingt mijn ontvankelijkheid af.
Het leuke is dat diezelfde toonladder van C na jaren studie kan uitgroeien tot grote virtuositeit. Zoals in het derde deel van het celloconcert van Haydn. Wil je dat even opzetten?
Bart: staat op naar standaard vooraan
Anouk: zet derde deel Haydn celloconcert in C op.
Bart leest: Zo klonk het thuis met die Vlaamse radio. Zoals de toonladder hoort bij de beginselen van de muziek heeft elke praktijk eigen beginselen die de beoefenaar erin trekken. Tuinieren bv letterlijk de grond losmaken voordat de planten erin kunnen, koken?..het klaarzetten van alle producten om in flow te kunnen koken. In muzisch werk zijn de grondbeginselen. Variaties maken, eigenheid en samenspel en tonen wat ertoe doet. De grondbeginselen van welke praktijk dan ook moet je oefenen. Via die ambachtelijke oefening word je gaandeweg ontvankelijk voor wat die praktijk allemaal te bieden heeft.
Bart: wijst ondertussen op de virtuoze toonladders die langskomen
Bart leest: ‘Wil je koffie?’ vraagt D. Het is zondagochtend. De radio staat aan. D. is tamelijk trots op zijn robuuste Italiaanse espressoapparaat. Ik spring al op om te zeggen: ‘Zal ik het even doen?’ Dat wil hij beslist niet. Hij kan, zich vasthoudend, precies langs het aanrecht heen en weer bewegen, om de noodzakelijke handelingen te verrichten. Omspoelen. Melk pakken. Koffiemalen. Het ding met de koffie in de machine klikken. Op de knop drukken. Aan en weer uit. Melk schuimen. Koffie en melk in een kopje gieten. Ik kijk. Het is niet veel. Maar het is genoeg. En wat meer is: hij dóet het. Dat is anders dan: hij doet het niet. Elke handeling na de vorige, eerst dit, dan dat en zo verder… Een toonladder die muziek wordt.