Crux
De identificatie is niet totaal. De concentrische cirkels lopen parallel. De mens volgt de godheid en de godheid achtervolgt de mens. Het andere is in het eendere aanwezig en openbaart zich daarbuiten. De menselijke zelfstandigheid is in haar minimumgedaante nog zo groot dat zij plaats biedt voor het vermogen zich door de godheid te laten aanspreken, een vatbaarheid voor inspiratie. Zelfs in het tot een minimum gereduceerde eendere is het andere nog aanwezig: hun middelpunt en reductiepunt is een en hetzelfde centrum (p33-34)
In deze ruimte zoekt de antieke mens zijn geborgenheid: voor hem is geborgenheid dus niet een zich terugtrekken in de minimale ruimte van de eigengerechtigheid – dat is zijn meest hachelijke toestand – maar een aanhaken bij een ritme van hoger orde.
Die orde heet kosmos (…) een koepel van zekerheden boven het menselijk bestaan, waaraan de mens het ritme dat zijn bestaan normeert kan aflezen. Het enthousiasme, de bezetenheid door een godheid, de inspiratie brengen hem op het spoor en in de rails van dit ritme. P34-35
In een bus met alleen maar onbekenden op weg naar de tentoonstelling The Problem of God in Düsseldorf, las ik op het kleine opklapbare tafeltje voor me de geprinte versie van de inleiding op Enthousiasme van Cornelis Verhoeven. Fanatiek met een dun stiftje te krabbelen, strepen, soms de Griekse woorden omzettend in echte Griekse letters, geroezemoes om mij heen. Ik las iets wat mij beroerde, raakte. Ik herkende iets, zonder te kunnen benoemen wat het was. Iets religieus? Spiritueels?
Er lijken allemaal dingen bij elkaar te komen: mijn gymnasiale achtergrond (waarvan ik in verhalen zo weinig onthouden heb, behalve de woordduidingen), mijn aantrekkingskracht tot het religieuze (die ook de kracht kent van afstoten en de vraag of ik daar daadwerkelijk in geloof en me zo de hele tijd heen en weer doet schipperen), mijn meditatieve vakantie en het gevoel van overstromen en samenvallen, mijn gesprek met Bart over het muzische en het spirituele, het woord god dat in nieuwe toonaarden tot mij komt, het beeld van die roze chipolatapudding in mij die mijn zachtheid weergeeft, mijn hier-en nu, mijn vertraging vormgeeft.
Het is bijna of eigenlijk te veel. Het creëert ook verwarring nu ik het schrijf.
Toen ik de tekst las kwam bovenstaande in flarden langs, leek het te kloppen, werd ik enthousiast.
Nu ik het schrijf word ik geraakt, huil ik. En waarom? Het lijkt wel of de analyse in het schrijven de verwarring geeft. Het is te groot. Ik kan dit bijna niet aan.
Laat staan dat ik het kan koppelen aan mijn onderzoek over (digitale) werkplaatsen, over reflecties, over de praktijk. Misschien is dat wel waar ik midden in zit: er gebeurt zo veel nieuws bij ROC, bij tutoren enzo. Het muzische plek geven om het te laten ontstaan, en er dan over schrijven. Dat gaat niet. Op een of andere manier gaat dat niet
Het stimuleringsfonds vraagt voor ROC-project vastlegging. Maar mijn ervaring is te groot om het vastleggen. Het neerzetten op papier doet afvlakken, dwingt me tot keuzes die altijd ook leiden tot niet beschrijven, tot resten die in mijn lijf en hoofd achter blijven. Hoe kan ik allesomvattend, het goede, daar waar ik enthousiast van raak omzetten naar papier.
Welke bron zou ik er tegenaanzetten is eigenlijk wel een mooie vraag om wat uit de verwarring te komen. In Düsseldorf voelde ik me ontzettend aangetrokken door het werk Crucifix van Gary Hill, in mijn ogen een hedendaags gefilmd selfie, (5 camera’s op zijn lijf: op elke hand, op elke voet en op zijn hoofd gericht, gebaseerd op het beeld van Leonardo da Vinci), waarbij per ongeluk het beeld van het kruis ontstond.
Naar aanleiding van de expositie The Problem of God voel ik me uitgenodigd om mijn eigen beeldmateriaal (zoals Berlinde de Bruyckere doet) te ordenen. Mogelijk helpt het in de ordening van alle ervaringen in mijn onderzoek en hoe die te presenteren/vast te leggen.