Hoofdstuk 1: Een onzekere wereld
Is deel van: Slotrede Lectoraat Muzisch Werk
We beginnen met een explosie waarin alles in fragmenten uiteen spat. Een oerknal. Hou je vast! Over een in 100 stukken uiteen gevallen viool, een ongeneeslijk zieke vriend en de vraag hoe te leven en werken in een wereld vol vergankelijkheid.
Anouk: zet de compositie de tijd van Louis Andriessen aan.
Bart (in de muziek): Als er één moment is waar alles mee is begonnen …dan is dat de oerknal: De ‘big bang’. Deze compositie ‘De tijd’ van Louis Andriessen begint met die oerknal. Het uiteenspatten van een onkenbare samenhang in losse fragmenten die door de ruimte zijn gaan reizen. Ongewis. Op weg naar het onbekende. In die geschiedenis bevinden we ons ergens.
Het boek ontvankelijkheid begint bij een zak met een totaal kapotte viool erin. Die vind ik dertig jaar geleden in de kelder van een nieuw huis waar ik ga wonen. Ik kieper de zak om op de keukenvloer en staar naar een chaotische berg losse fragmenten. Dit was ooit een viool die kon klinken. Muziek. En nu…in honderden stukjes uiteengevallen. (kijk straks zelf) Wat is híer gebeurd?
Ik kan er bijna niet naar kijken, deze gefragmenteerde viool, en tegelijkertijd kan ik het beeld niet loslaten, het raakt me. Ik moet er iets mee.
Bart leest:
Mijn vriend D. heeft MSA. Wat een rotziekte is dat met alsmaar meer verlies van controle over de spieren. Als we naar buiten gaan vanuit zijn herenhuis in Amsterdam begint hij boven met de traplift. Daarna met een stok aan de ene en mijn arm aan de andere kant de trap van het portiek af. Op elke trede is een extra steen geplaatst, om de daalafstand waarbij de voet tijdelijk richtingloos in de lucht zwabbert, zo klein mogelijk te maken. Ik oefen in slow motion met synchroon lopen. Kan ik op de milliseconde nauwkeurig mijn rechtervoet tegelijk met de zijne op de stoep neer laten komen? Twee verschillende schoenen stappen op precies hetzelfde moment uiterst vertraagd de wereld in. Het onbekende
Ik kan er bijna niet naar kijken, zijn ziekte, en tegelijkertijd kan ik het beeld niet loslaten, het raakt me. Ik moet er iets mee.
Wat moet ik, wat kan ik doen? Ik kan een hek om mijn land zetten, een keurige vriendenkring onderhouden, mijn baan met succes afronden richting pensionering, duurzaam gaan wonen, een elektrische auto voor de kleine afstanden nemen, mijn dak vol zonnepanelen leggen en gescheiden afval inleveren. Ik kan proberen net te doen alsof er in ‘mijn’ leven nog een orde is. Mijn best doen voor het goede. Wat moet ik anders? Maar onder dat ‘mijn best doen voor het goede’ voel ik de onzekerheid toenemen. Mijn vaste overtuigingen zijn niet meer zo vast als ze waren. Er komen steeds meer vragen en steeds minder antwoorden. Wat doe ik daarmee? Hoe om te gaan met een steeds meer gefragmenteerde wereld? Daar begint mijn zoektocht naar ontvankelijkheid
Muziek uit.
Bart: begint te zingen vanaf standaard voor en dan naar cello.
Met tekst Anouk:
Als
de nacht niet op wil schuiven voor de dag
je hoopt wakker te worden, niet te zijn
met het goede been
Als
alles betrekking heeft op jou
de deken met haar rug naar je toe
de lamp die jou niet aan durft te kijken
de trap die van je wegloopt
Als
je jezelf in je huid hijst
gestold als kaarsenwas
elk afzonderlijk ledemaat koud en uitgedoofd
Als
je weet dat je er iets van moet maken, het beste
maar je weet niet wat
en niet waarvan
en je kijkt
naar je handen
leeg
naar het raam op een kier, breed genoeg voor een hand om toenadering te zoeken
niemand
naar de sterren
ongunstig
Als
je alleen nog kan geloven in waar je je vinger op kunt leggen
maar alles wat je aanraakt, is koud
je stil de trap af loopt, de kamer in
leeg
Als
je tong tegen je gehemelte plakt met je hart ertussen
het klopt niet
je lichaam niet meer weet in welke volgorde mens te zijn
Peter leest: Hoe ga jij, zelf en met collega’s, om met een wereld die steeds minder maakbaar lijkt, hoe verhoud jij je tot wat mislukt, wat tragisch, rampzalig en/of onoplosbaar is? Of dat nou ver weg of dichtbij is. Want ver weg is steeds vaker dichterbij. Wat doe je? Erlangs kijken, wegkijken, over op de orde van de dag en net doen of het niet zo erg is, werkt niet, want steeds meer dingen lijken niet meer te repareren. Daar zijn de scheuren te groot voor. Maar in zak en as zitten en stilvallen is ook geen uitweg. Hoe ga je in het werk met elkaar om als er persoonlijke tragiek is? Is daar wel ruimte voor en zijn daar wel woorden voor? Hoe kan je je met elkaar tot het tragische verhouden en gaande blijven? Kan de kunst ons daarbij helpen?
De oude Grieken hadden, zoals dat wel genoemd wordt, een tragisch besef. Dat kwam onder meer tot uiting door een rijke cultuur van tragedies schrijven. Als je als bezoeker naar de voorstelling van een tragedie ging, loste dat de problematiek natuurlijk niet op. Maar door het tragische in de vorm van theater te (her)beleven kon je je er wel beter toe verhouden. De geraaktheid werd zo een bron voor denken, voelen en handelen. Die functie hebben literatuur, muziek, film en andere kunsten nog steeds. Ze kunnen helpen je tot het menselijk lijden te verhouden. Les 14, Stappen in het onbekende, zoekt openingen om in het ‘gewone werk’ aandachtiger met het tragische om te kunnen gaan.
Bart: zet cello op standaard en staat op.