Ik had honger

Ik had honger. Zin in vis. Vis eet ik het liefst. Mijn honger was groot, dus ik fietste naar zee om een grote vis te vangen. Ik tuurde over het water. De wind was warm en zout. Hoe vang ik een grote vis? Ik keek naar mijn handen. Die waren leeg. Ik keek naar de zee. Daar lagen de mogelijkheden. Uitdagend golfde ze tot aan mijn voeten. Hier zou het verhaal in de werkelijkheid eindigen. Mensen zouden zeggen: 'Je hebt geen net, je hebt geen boot, je hebt geen verstand van visserij. Ga naar huis. Koop onderweg gewoon een harinkje.' Zou zou het verhaal eindigen, maar ik zou honger houden. Één haring zou mijn maag niet vullen. Mijn verhaal zou verder gaan. Ik zou geduldig op het strand blijven staan. Het zou vloed worden. De zee zou mij tegemoet komen. Vanzelf. Er zouden kleine visjes om mijn enkels zwemmen. Een paar kleine visjes is nog geen grote vis. Maar het is meer dan een haring. Eb eb vloed zouden voorbij gaan. Dag en nacht. En nu sta ik daar nog. Ik geloof dat er een dag komt dat er een walvis aan spoelt. Dan neem ik haar mee. Achter op mijn bagagedrager en fiets ik naar huis om mijn honger te stillen.

Reacties