Contingentie, Solidariteit & Ironie
In Contingentie, Solidariteit & Ironie introduceert Rorty de figuur van "the ironist." In het boven weergegeven citaat (p.73) staan de drie voorwaarden waar de ironist aan moet voldoen om een ironist te kunnen zijn.
Volgens Rorty bestaat er geen absolute waarheid en geen punt waar het met de wereld naartoe gaat of zou moeten gaan. Alles is bij toeval voortgekomen uit evolutie. Het begrip 'contingentie' neemt een centrale plaats in bij Rorty. 'Contingent' wil zeggen 'product van toevallige historische omstandigheden'. Al onze theorieën en ideeën zijn contingent. De filosofie moet zich niet bezig houden met zoeken naar universele waarheid maar met de interpretatie van wat eigenlijk culturele producten zijn. Filosofische kennis is volgens Rorty eindig, subjectief, historisch geconditioneerd en waardegebonden.
Het ontbreken van een absolute waarheid wordt door Rorty gezien als iets positiefs, als een bevrijding. Hij ziet het streven naar absolute waarheid en het vervolgens leven naar deze waarheid als oorzaak van veel geweld en terreur. In plaats van een absolute waarheid moet er een 'gesprek van de mensheid' ontstaan waarin plaats is voor een pragmatische moraal. Dit gesprek moet leiden tot solidariteit met anderen die lijden en tot het terugdringen van leed.
Rorty, R. (1992), Contingentie, Solidariteit & Ironie, Kampen: Kok Agora