Binnen de Werkplaats Muzisch Onderzoek doen we onderzoek vanuit een muzisch perspectief. Niet alleen komt dit perspectief met vier kijkrichtingen, het leidt ook tot een specifieke aanpak van het onderzoek.
Belangrijk uitgangspunt in de werkplaats is dat we allemaal onderzoek doen in onze eigen werkpraktijk. Daar doen we onderzoek naar een of andere praktijkkwestie. Dat kan iets zijn dat ons fascineert, een probleem zijn dat wij of anderen ervaren, of een kans die we zien.
Ons onderzoek doen we door in die praktijk te experimenteren met muzische vormen. Dat kan een kleine wending zijn, zoals tijdens een vergadering opmerken "zullen we even schrijven?", of een grotere interventie zoals het voeren van een Citaatgesprek of het doen van Werk in opvoering. Of door samen iets te maken, een opvoering, een prototype, of een Samengesteld Gedicht.
Dit leidt tot een ervaring waarop we vervolgens reflecteren. Ook dat reflecteren kan op een muzische manier, bijvoorbeeld door een Fotoreflectie, Beelden spreken, Gebruik van een metafoor of Fenomenologisch Schrijven.
Vervolgens vragen we ons af wat dit ons leert over de praktijkkwestie (zie figuur 1). We krijgen mogelijk meer zicht op wat onze fascinatie is, welke verschillende visies er zijn op de problematische situatie of welke kansen iedereen ziet.
Op deze manier doen we ervaringen op waarvan we zelf kunnen leren. Om kennis te ontwikkelen die we kunnen overdragen naar anderen is nog iets meer nodig. De persoonlijke leerervaring moet op de een of andere manier veralgemeniseerd worden en worden gekoppeld aan praktijkkwesties van anderen.
Een goede manier om dat te doen is door er een vraag aan te koppelen. Als ik bijvoorbeeld in een theatrale dialoog heb ervaren hoe het voelt om kind te zijn van gescheiden ouders en ik heb daar een tekst over geschreven als reflectie, dan zou ik daar de vraag aan kunnen koppelen: "hoe voelt het om kind te zijn van gescheiden ouders?". Daarmee annoteer ik de persoonlijke reflectie en maak deze toegankelijk en interessant voor anderen. Deze vraag kan als onderzoeksvraag het startpunt zijn voor een nieuw experiment (zie figuur 2).
Wil een onderzoeksvraag deze functie kunnen vervullen dan helpt het als de vraag aan een paar criteria voldoet:
- Hij is specifiek over de context van een verschijnsel (kind van gescheiden ouders)
- Deze context is relevant voor anderen (er zijn ook anderen met gescheiden ouders)
- Hij vraagt naar een aspect van die context: hoe het is of voelt (beschrijven), wat het verschil is met iets anders (vergelijken), waar het bij thuis hoort (definieren) of het goed, slecht, mooi of lelijk is (evalueren), hoe het komt (verklaren) of hoe het verbeterd kan worden (ontwerpen).
De reflectie die ik heb gemaakt is dan niet langer het verslag van een peroonlijke ervaring maar een antwoord op een vraag die een ander mogelijk ook heeft. Lees voor meer informatie over krachtige vragen het artikel van Vogt, Brown en Isaacs.
Overdraagbare kennis ontstaat in dit samenspel tussen vragen en antwoorden. Hierbij kunnen vragen leiden tot antwoorden en antwoorden tot bijgestelde vragen. Ook kan blijken vaak dat één ervaring antwoord geeft op meerdere vragen. Daarom is het vaak interessant om na een ervaring je af te vragen: op welke vraag is deze ervaring een antwoord? (zie figuur 3)
Met deze wijze van onderzoeken gaan we in de werkplaats experimenteren. Ik hoop dat we ook kennis hierover kunnen ontwikkelen zodat het model in figuur 3 er over een half jaar misschien anders uit ziet. Zo heb ik er nog wel een paar vragen over zoals: moeten de reflectie, de vraag en het antwoord altijd in taal? Zijn er naast taal nog andere manieren om kennis overdraagbaar te maken? Welke rol speelt lichamelijke kennis in dit geheel? Er valt nog zo veel te onderzoeken.