Co-creatie van een AD-opleiding begeleiden
Linda stelt mij een ontwerpvraag: Hoe Software Development-docenten in co-creatie te krijgen met mensen uit het werkveld in januari? Dat was in de mail. Als we ergens in de ochtendzon zitten bij het raam in Heidelberglaan 15 vertelt ze me ook dat ze van fotograferen houdt. En dat ze niet alleen haar kinderen meer wil stimuleren tot kunstzinnig uiten, maar dat het ook bij haar zelf kriebelt in haar handen om eens mee te trommelen of spelen.
2 december: ontwerpen voor co-creatie met de beroepspraktijk
Ik schets even wie er allemaal op het toneel mogen verschijnen in januari:
- Docenten.
- Software developers.
- Studenten.
- Linda.
Spanningsvelden die generatief kunnen zijn voor het ontwerp
A&L willen groots en meeslepend, maar ook zorg hebben om het team van docenten; hen niet overvragen. De mensen uit het werkveld zien kansen en verlangen naar resultaten, terwijl natuurlijk ook de leerruimte voor studenten er moet blijven. De docenten hebben hun identiteit, maar mogen de oren niet sluiten voor de vraag vanuit de samenleving. Studenten willen zich kunnen profileren naar het werkveld, maar hebben ook behoefte aan steun en voeding.
Aanzet tot een ontwerpkader
Linda verheldert een en ander voor me. Eerst een schets van het eerste semester. Daar zijn nog veel hulplijnen. Er is zelfs een dagritme ontworpen. Ik voeg er iets aan toe. Dan waar het eigenlijk om draait. Het gaat om het tweede semester in het eerste jaar. Leeruitkomsten liggen vast. Er zijn beelden over hoe studenten kunnen pendelen tussen praktijk en school. Er zijn ook beelden over in welke vorm studenten kunnen aantonen bekwaam te zijn.
Dan begin ik eens hardop te denken wat dit oproept bij mij. Pendelen tussen praktijk en opleiding. Boundary crossing. Onderdompelen in een resultaatgericht proces voor een echte opdrachtgever en dan even boven water tillen weer op school. Ook dat je in drie grote bogen het hele leerproces kan schetsen. En dat er handelingsdilemma's zijn die je nu al kan schetsen bij dit soort leerprocessen en resultaatprocessen.
Muzische invalshoek als kantelpunt
Opeens gebruikt Linda een metafoor. Een zwembad. Haar dochter. Water van het bad wordt afgesteld op haar kinhoogte. Kind het water in. Spannend voor de moeder. Het komt wel goed. Kijk maar. Zie je? Warempel het werkt echt!
Zoiets, maar dan met studenten.
Binnen 30 seconden hebben we een instapwerkvorm voor de co-creatiesessie. Linda vertelt haar verhaal over de dochter op zwemles. We delen een tekening uit van een zwembad met kind, ouder, badmeester, attributen. Dan stellen we de vraag: 'Wie/wat ben jij in deze tekening? Waar gaat jouw aandacht als eerste heen?' 'Hoe zie je dat terug in hoe je mensen opleidt en begeleidt in je werk?'
Dan tweetallen vormen. Gemengd. Docent met iemand uit werkveld. Of drietallen door student erbij. Of studenten juist op een andere manier laten instappen vanuit deze metafoor. Weten we nog niet. Maar de tweetallen kunnen dan delen. En vervolgens Ideeën genereren over wat allemaal mogelijkheden zijn voor onderwijs. Deze kan je clusteren of verder uitwerken. Allemaal ontwerpmateriaal, een palet, voor dat semester.
Mijn wens zou zijn om handelingsdilemma's centraal te stellen vervolgens en hierbij te kiezen uit het palet hoe onderwijs eruit kan zien zodat de student zo goed mogelijk kan leren in zo'n dilemma. Deze dilemma's ook in de ruimte neerzetten en hier doorheen lopen met echte studenten. Welke behoeften verwoorden zij dan op die momenten? Welk appèl doen zij dan op de leeromgeving? Wie stapt dan in vanuit welke rol? Wat is de frequentie? Wat is het houvast? Waar ligt de ruimte?
13 december: ontwerpen voor co-creatie met de beroepspraktijk (vervolg)
We zien elkaar weer op dezelfde plek, maar zonder ochtendzon dit keer omdat het een grijze dag is. Wat alles behalve grijs is, is de gezichtsuitdrukking van Linda. Ze mailde me al dat ze de metafoor had uitgeprobeerd onder collega’s en dat dat goed werkte. En we zitten ook meteen in dat verhaal als we beginnen: de werking van de zwembadmetafoor.
‘Het roept veel op. Het zijn ook allemaal ouders. Er werd geroepen dat het beeld klopt. Wie zijn wij dan?, vroeg men. Leuk was om te zien dat iemand beweerde dat docenten vanzelfsprekend de badmeester zijn. En dat een ander wist eigenlijk nog niet of dat wel zo was… Het gesprek wordt dus gevoerd over hoe men tegen onderwijs aankijkt. Op een andere manier. en met ruimte voor nuances.’
Ook ben ik benieuwd naar of Linda behalve bij docenten de metafoor ook getest heeft bij anderen.
‘Bij de procesbegeleiders kwam ik met die enthousiaste ervaring over het zwembad binnen, maar daar stuitte ik ook op een kille reactie van iemand die vroeg of het niet efficiënter kon allemaal. En of we wel op flaps de stappen vast leggen zodat er commitment is. Dat kwam wel even aan.
We praten even over wat er dan gebeurt. Linda’s intentie is het om het team te vormen en een proces te doorlopen mét hen. Dat er een resultaateis op koude wijze ingebracht wordt, voelt niet goed. Linda kijkt er wat zelfverwijtend bij. Alsof ze tekort schiet. Ik vind dat ze te streng is voor zichzelf dan. ‘Het was op dat moment moeilijk voor je om nog nieuwsgierig te zijn naar die collega en waar die suggestie met die flaps vandaan kwam, hè?’ Dat was het. En dat komt vaker voor. Misschien komt men wel een kernvraag op het spoor hiermee. Er is namelijk ook een teamcoach een vraag uit het team verlangt.
Hoe maak je een vraag voor het team van iets wat als koud metaal over de schutting gegooid wordt? Het is een terechte vraag: Is er voldoende verankering? Logisch. In het collectieve belang ook. Maar welke vorm en welke toonzetting past daar bij op dit moment? Of tijdens de co-creatiesessie in januari? Dat kan op heel veel manieren. Liever niet pas op het eind, maar misschien al vroeg ingebracht in relatie tot de zwembadmetafoor. Ik zie zo voor me dat de vraag ook fysiek een plaats krijgt in de ruimte. Dat die ergens ligt. Hangt. Staat. Wacht. Beweegt. Of drijft als een boei in het water.
Stemmen met de voeten op het eind? Deep democracy? Maar dan wel over een onderwerp waar een succeservaring voor het team mee te behalen is, is mijn suggestie.
‘Dat vind ik mooi. Iets waar het team van groeit en vertrouwen krijgt in het proces. Zou jij trouwens, ja het klinkt een beetje plat misschien, maar kan jij die zwembadplaat tekenen?’
De functie van een plaat die de zwembadmetafoor vangt is meervoudig. Allereerst is het een soort zoekplaat, een kapstok waar elk individu zijn eigen beelden over ideaal onderwijs aan op kan hangen. Dan wordt het een praatplaat voor de duo’s. Allebei wijzend naar hetzelfde. Maar wat ook kan is dat de plaat ruimte biedt voor het veranderen, weglaten of toevoegen van elementen. Dan lokt de plaat ontwerpen uit. Daarna kan die plaat een drager zijn, een verankering van de opbrengst.
Het zwembad ensceneren in de ruimte en met elkaar opvoeren klinkt opeens niet meer als een vreemde suggestie in Linda’s oren. Maar voordat ik in allerlei mogelijkheden voor (muzische) werkvormen tuimel, wil ik weten of er in de inhoud al bakens zijn uitgezet.
‘Als er drie uitgangspunten zijn voor het ontwerp van dat semester dan zijn dat formatief toetsen, pendelen en kunnen itereren op een leerervaring.’
‘Drie is een mooi getal’, denk ik. Zo kan je ook het semester in grofweg drie fasen indelen beweer ik altijd. Drie actes. Beginnen, oriënteren, verkennen en richting vinden is acte 1. Acte 2 is dan op stoom komen, verdiepen, ondergedompeld raken, gegrepen zijn door de inhoud. En als slotact het oogsten, zichtbaar maken van het geleerde, relateren ervan, reflecteren, en verhaal maken.
‘De professionals uit de beroepspraktijk zijn ook nieuwsgierig naar een kijkje in de keuken van onderwijsontwerp.’
Dat opent de mogelijkheid om onze manier van werken ook als theater te zien. Daar kunnen we vast iets mee. Misschien liggen hier zelfs manieren om ons vrij te spelen wanneer we in stroperige scripts belanden of het spoor even bijster zijn. In de leertheorie van boundary crossing noem je dit ‘reflectie’. De grens tussen twee praktijken (opleiding en beroepspraktijk) wordt geslecht doordat een van beide of beide praktijken naar zichzelf willen kijken vanuit het perspectief van de andere praktijk.
Het lukt me niet om níet in muzische vormen te denken merk ik. Wat ik inzie is dat dit meer is dan gewoon veel verschillende werkvormen kunnen bedenken, kunnen putten uit een breed repertoire of een grote verbeeldingskracht. Deze muzische vormen hebben een andere energie: ze zijn er op uit om zaken te bezingen. En bezingen is wezenlijk iets anders dan bediscussiëren, vertonen, beschouwen of ontlokken. Kennis van collectieve leerprocessen kan een breed palet aan mogelijke vormen genereren. Maar het ontsluiten van een collectieve bezieling en versterken van je een collectief voelen, precies dáárin ligt de kracht van het muzische.
En in het muzische roert zich de tegenkracht. Dan kunnen we weer nieuwsgierig raken als we van ons à propos zijn gebracht. Iets later die dag ontvang ik een mailtje.
‘Leuk gesprek weer vanmorgen! Dank voor de energie.’