Column Annelies Hoogcarspel

Zó voelde ik mij tijdens Musework Live 2020: mijn lichaam en geest zuigen zich vol, en ik voel hoe ik weer tot leven kom.   

 

Als er gevraagd wordt naar inspiratiebronnen, lijkt het heel vaak de bedoeling te zijn dat er een direct verband is tussen datgene wat inspireert en de toepassing daarvan in het dagelijks leven. Het kan natuurlijk zijn dat dit misverstand van 1-op-1-relatie in mijn eigen hoofd is ontstaan. [“Te weinig naar het ruisen van de wereld geluisterd”, zul je misschien zeggen. “Te veel bezig met ‘betekenisgeving’…”]

Maar ik heb een stiekem vermoeden dat mijn idee over wat inspiratie is of zou moeten zijn in de loop der jaren mede gevoed is door ideeën uit onze maakbaarheidsmaatschappij: breng je hetgeen jou raakt in de door jou gekozen inspiratiebron tot uitdrukking in je werk of privé? Heb je van je hobby wel je werk gemaakt? Als je van bomen houdt, waarom ben je dan geen boswachter?

Door het waarnemen van het effect dat Musework Live had op mijn lichaam en humeur, ben ik tot een heel andere conclusie gekomen: inspiratie gaat over wat me tot leven wekt. Mijn bronnen van inspiratie opzoeken, toelaten, ervan genieten: dat leidt tot leven, tot energie, tot mentale en fysieke gezondheid. En een gevoel van geluk in mijn hart.

Als ik dat geluk in voldoende mate en voldoende vaak ervaar, voel ik me fit en energiek. Dan kan ik mijn werk en leven aan, weet ik wat bij mij hoort en bij mij past. In de dagen ná die grote dosis Musework Live ging mijn werk me makkelijker af, wist ik beter wat ik zelf moest doen en wat ik moest delegeren, en zág ik ook weer beter wat mij inspireert. 

 

Wat ik zo mooi en fijn vond aan Musework Live? Bijvoorbeeld de woordkunst en voordrachtskunst van Anouk Saleming. Het vermogen om een mooie groep om zich heen te verzamelen, de oprechte blijdschap over het werk van anderen van Bart van Rosmalen. De opdrachten in de maaksessie van Annemiek Vera (“Schrijf een ode aan de Schoonheid”!), en haar manier om ons daarin mee te nemen. De dans van Peter Rombouts in de film “Hoe blijf je staande in een wereld van      afstand”. En in de video’s van anderen resoneerden bepaalde zinnen: “Werk wat betekenisvol is, werk wat deugt, werk wat zin heeft, en wat soms ook schuurt” (Sietske Dijkstra), “Wat kan je betekenen? Als je pogingen doet om weer heel te worden, maar van aansluiting nog geen sprake is” (Sandra Schouten), “Om professionals toch te blijven uitnodigen om met elkaar een leeromgeving te creëren, waarin je nieuwsgierig kan en mag zijn” (Maryse den Hollander), “Hoe neem je je ‘privé deel’ van jezelf mee naar je werk?” (Suzan van Dieren – die ook zo mooi vertelde over ‘de derde positie’ in onze breakout-sessie tijdens het filosofisch ontbijt). En dit alles is nog maar een greep…

Een opmerking van René ten Bos resoneerde met de verdrietige gedachte in mij een beetje een parasiet te zijn in de manier waarop ik nog af en toe deelneem aan Musework. (Hij zei toch “We zijn allemaal parasieten”? En dat dat helemaal niet erg is, dat in de laag ‘waar de wereld zingt’, alles parasitair leeft met al het andere?) Ik draag niet veel bij; ik zuig mij voornamelijk vol met leven. 

 

Bart hield hier vervolgens een andere mogelijkheid naast: “We nemen zomaar aan dat dat [parasitisme] niet goed is of zou zijn. Maar je zou ook de innige verbinding centraal kunnen zien. En de vele manieren waarop levensvormen co-existeren. En hoe belangrijk dat is in de ecologie van soorten en verspreiding etc.” 

 

De innige verbinding! Dat is eigenlijk wat ik voelde. Fijn dat dat ook weer bij iemand anders resoneerde. En een ander, veel zachter perspectief.

 

***

Reacties