Droedels en Dante

Is deel van:

Nu staan de droedels ineens weer op zichzelf. Maak ik of word ik gemaakt. is dat dan anders dan bij een werk. deze onbewuste activiteit. zit daar de ontvankelijkheid?

Ik zit netjes op mijn stoel in een digitale- vergadering die al een tijdje duurt en voorlopig nog niet is afgelopen. Mijn mond praat of zwijgt afhankelijk of ik het woord heb of niet, mijn oren luisteren naar degene die spreekt, mijn ogen kijken van de een naar de ander en soms even in de papieren die voor me liggen. Mijn hersens denken over waar we het over hebben, wat ermee te maken heeft en wat ik zou kunnen zeggen. Na een tijdje zie ik plotseling dat er een paar vreemde metalen draadfiguurtjes voor mij op tafel staan die eerst nog paperclips waren. Hé wat leuk is dat! Zonder dat ik me ervan bewust was hebben mijn handen die paperclips getransformeerd tot draadfiguren. Zo gaat het met lucifers in een doosje ook, die komen in stukjes gebroken in lange mooie rijen te liggen, of vormen een avontuurlijke route. Elastiekjes idem dito. Alles wat aan materiaal voorhanden is, komt in de volautomatische bewerking van mijn handen terecht en ondergaat een metamorfose. Op blaadjes papier waar ik aantekeningen op maak, verschijnen de wonderlijkste droedels als een abstracte maar vaak ook dynamische tekentaal uit een andere wereld. Ook kan ik mijzelf erop betrappen dat ik terwijl ik volop meedoe aan de vergadering ondertussen, door mijn hoofd te bewegen, bezig ben de stijl van een raam precies op één lijn te brengen met een daarachterliggende schoorsteen op een huis. Als dat lukt, kan ik verstoppertje spelen met de schoorsteen. Door slechts een kleine beweging van mijn hoofd kan ik de schoorsteen nu laten verdwijnen en verschijnen.

Wat mij intrigeert is dat er in dit ‘maken zonder plan’ tóch vorm ontstaat. Net alsof ik een instrument ben in een soort niet-intentioneel scheppend proces. Hoe werkt dat? Leeft er in mij een ideaalbeeld van hoe een draadfiguur van een paperclip zou kunnen worden, zodat mijn handen vorm kunnen geven en weten wanneer op te houden? Is er een grondpatroon in het plezier dat gepaard gaat met het spel van verstoppertje spelen met de schoorsteen, zoals je met baby’s kiekeboe kan spelen? Ook al kan ik de logica niet direct vatten, het is allemaal niet lukraak en in het wilde weg. Ik ervaar een zekere ‘orde’ die zich uit zichzelf lijkt te manifesteren. Kan jij je hier iets bij voorstellen?

Als er iets kapotgaat, helpt mij de innerlijke overtuiging dat de oplossing in een cirkel van anderhalve meter (soms wat meer als het niet lukt) te vinden moet zijn. En het is merkwaardig hoe vaak mij dat al niet heeft geholpen: een houtje vinden dat precies de juiste maat heeft om een buitenboordmotor die eraf dreigt te vallen te stutten, een bakje met de goede afmetingen om in een gat dat is gevallen te passen, touwtjes, stukken plastic en ga zo maar door. Een beetje analoog denk ik nu over het uitblijven van jouw antwoord in deze briefwisseling: dat is ook een mogelijkheid, misschien zelfs wel ‘de juiste’. Die houding helpt in allerlei situaties. Met parkeren in volle stadcentra bijvoorbeeld, ga ik er van uit dat er precies op de plek waar ik moet zijn een plaats vrijvalt als ik er aan kom. En het is merkwaardig hoe vaak dat lukt. Statistici zouden kunnen aantonen dat het logisch is. Dat wil ik graag aannemen, maar nu ben ik vooral geïnteresseerd in mijn beleving dat er ‘iets’ van buiten komt dat meespeelt. Ik ken rond mijn parkeergeluk ook de gedachte ‘niet over praten want dan verdwijnt het’, wat natuurlijk bijgeloof in zijn zuiverste vorm is, of zou er toch iets van ‘orde’ van buitenaf bestaan?

In gesprekken die ik ooit organiseerde met hele rationele types uit het bankwezen en de consultancy breng ik als experiment het werken met toeval in. ’Je kan kiezen om zelf je eigen reflectie thuis te schrijven of nog even langs het kamertje van de waarzegger te gaan en door het toeval bepaald twee woorden mee te krijgen’ zeg ik als slotoefening. En tot mijn verrassing staat iedereen in de rij voor mij als zogenaamde waarzegger. Ik zit achter mijn computer en vraag de gast die binnenkomt om aan een moment terug te denken in de sessie dat bijzonder veel indruk had gemaakt en dan op het hoogtepunt van de levendigheid van die gedachte stop te zeggen. Gedurende die tijd scrol ik door een lijst met krachtige woorden totdat er stop geroepen wordt. Het woord waar de cursor op staat, krijgt de deelnemer mee. En dan dezelfde procedure nog een keer voor een tweede woord. Verbluffend zijn de reacties waarin deelnemers vertellen dat er plotseling een inzicht doorbreekt. Verrassend vaak is er de ervaring ‘het klopt’ of ‘ik krijg hier iets cadeau’.

Ik moet denken aan het orakel van Delphi uit de Griekse tijd waarvoor men een flinke reis moest ondernemen. Dan loop je dag na dag je vragen en kwesties te overdenken langs stoffige wegen in de warmte totdat je eindelijk voor het orakel staat. ‘Ken Uzelve’ staat erboven. Nog even dralen op de drempel en dan naar binnen. Daar sta je dan in het schemerduister met in de hoek de priesteres Pythia die, zoals de latere reconstructies vertellen, waarschijnlijk door hallucinogene dampen beneveld, onsamenhangend kreten slaakt en wonderlijke uitspraken doet. Daar heb je het mee te doen! Voordat je het weet sta je weer buiten in de felle zon. Dat lijkt in alles op een in hoge mate toevallige aangelegenheid. En toch werkt er ‘iets’, want anders zou het nooit zo’n succes geworden zijn. Het blijft mij fascineren dat we, als mens, zo’n sterk verlangen hebben naar dat wat op ons pad komt te kijken alsof het zo bedoeld is. Alsof er nog een andere orde door de gewone orde heen speelt.

 

eventueel losse dagboekaantekening

Ik herinnerde me vanochtend ineens een passage uit het boekje ‘Zes memo’s voor het volgende millenium’ van de Italiaanse schrijver Italo Calvino. In één van de teksten wordt Calvino op een zoektocht naar hoe dat nu precies werkt met de verbeelding geïnspireerd door een vers uit de Goddelijke Komedie van Dante. Je moet even vertragen op de tekst om in het woordgebruik te komen. Misschien een paar keer lezen? Dante schrijft: ‘O verbeeldingskracht, jij die de macht hebt je aan onze geestvermogens en onze wil op te dringen en ons mee te sleuren in een innerlijke wereld door ons aan de buitenwereld te ontrukken, en wel zodanig dat al zouden duizend trompetten schallen, wij dat niet eens zouden merken, waar komen de visuele boodschappen vandaan die jij ontvangt, als zij niet gevormd worden door indrukken die in ons geheugen zijn opgeslagen?’ Wat mij treft is de vraag ‘waar komen de visuele boodschappen vandaan?’ Daar is Dante kennelijk niet de maker van! Die visuele boodschappen ervaart hij als van buiten komend. En hij beschrijft plastisch hoe sterk de verbeeldingskracht met ons aan de haal gaat, zich aan onze wil kan opdringen en ons mee kan sleuren. Hij wakkert mijn vraag naar zelf maker zijn of gemaakt worden verder aan. Gaaf toch? 

overgang maken en laten zien dat we dit ook herkennen in gewoon 'maakproces'.

Soms lijkt het net alsof een tekening of een ander werk dat ik maak een eigen stem krijgt en terug gaat spreken. Dan bepaalt het werk in wording, zo lijkt het, voor een deel zelf wat het worden moet. Beetje vreemd terrein nietwaar? Mijn eerste gedachte is dat het onmogelijk is. Een werk bestaat uit verfspatten, woorden, klanken, bakstenen, bewegingen of ander materiaal. Daar zit geen wil, intentie of betekenis in. Dat komt pas als de maker er iets in ziet en er iets van maakt zou je zeggen. Toch is de ervaring van het omgekeerde, waarin dus het werk zelf een bepaalde kant op wil, vaak heel sterk. Maak ik of word ik gemaakt? Dat vraag ik mij nu af. Speel ik of word ik gespeeld? Het is trouwens met die cello al net zo. Die hangt de laatste tijd aan de muur met een typische ‘Ich ruf zu dir’ uitstraling. Daar gaat zo’n sterk appèl vanuit dat ik als vanzelf weer ben gaan spelen. Roep ik, zoals mijn levensverhaal met een schreeuw is begonnen, of word ik geroepen? 

Reacties