Dwars!
O muze, Beste M,
Mag ik laten horen wat niet mag klinken?
Kan ik mij vrij bewegen in een ruimte waar de gebiedende wijs bepaalt?
Verboden te vegen. Knarsen niet toegestaan. Vals spelen niet de bedoeling. Brullen en bulderen onbeschaafd. Pas op voor de foute noot en de verkeerde streek.
Niet hijgen als je speelt. Houd je tong binnenboord. Zit recht. Strijk recht. Rug recht. Hoofd recht. Vingers rond. Onderbenen recht. Ellebogen uit. Schouders laag. Op de voorkant van je stoel. Niet knijpen in de stok. Ok speel maar…toe dan. Ja de toonladder. D-groot zonder losse snaren. Dus met positiewisselingen. Éen op een stok. Dan twee. Dan vier. Dan een octaaf. Dan twee octaven. Onhoorbaar van streek wisselen. Toon houden. Geen gaten laten vallen.
Ik had een oude oom. Hij is er al lang niet meer. Van verschillende artsen en voedingsdeskundigen kreeg hij diëten omdat hij zich niet lekker voelde. Als hij alles ten uitvoer bracht wat hem was opgedragen mocht hij alleen nog maar water. Het lijkt me leuk om er achteraan te zeggen ‘dat werd zijn dood’. Maar dat is niet waar. Hij nam het gewoon niet zo nauw. En dat werd zijn redding. Dat is wel waar.
Na de toonladders, de tertsen en de drieklanken komen de etudes. Stukjes die op muziek lijken maar het niet zijn vanwege de buitensporige hoeveelheid moeilijkheden. Ik jaag mijn hand als een paard over de hindernissen. De zweep knalt. En nog een keer en nog een keer. Op de grens van kramp en dan doorgaan. Als ik er eentje mis hoor ik mezelf ‘nee’ roepen of ‘jammer’! Dat helpt niet maar ik kan het niet laten. Droge mond. Droge keel. Ik zit waarschijnlijk toch te hijgen en te steunen denk ik, maar ik merk het niet. Pijn in mijn schouder. Ik zit niet recht. Nog meer uitdagingen: hoger, verder, vaker, sneller, harder, lichter, Dat zegt de dompteur er tussendoor. Hij heeft mij aan een touwtje. En daar ga ik. En nog een keer. En nog een keer. Tenslotte het voorspeelstuk. Dat moet zingen. Al mijn gevoel (dat totaal afwezig is) moet ik mobiliseren om in de noten te leggen. Neem de luisteraar mee. Wat heb je te vertellen. Je moet het zelf voor je zien. En maar strijken en vibreren.
Oom Jaap was doof. Als hij sprak hoorden wij dat als schreeuwen. Een man die zich snel opwond over alles wat er mis was in de wereld. Dat verdubbelde zijn schreeuwen: krankzinnig dit en dat, bizar zus en zo en dat is toch godgeklaagd hoorden we hem. Hij liet nooit gaten vallen in de noten. Had één register ‘luid tot zeer luid’, had één dominante emotie namelijk opwinding en zat tussendoor te hijgen en te steunen van de inspanning.
Had hij dan geen last van de gebiedende wijs? Had ie die wel ooit gehoord? Bij een prachtige picknick in Zuid-Frankrijk met een wit laken op de grond had een van de gasten in de poep getrapt en daarmee over het picknicklaken gelopen. ‘Alles onder de poep, alles onder de poep’ horen we Jaap nog schreeuwen met een scheef vertrokken mond en schuim op de lippen.
En nu ga ik een stukje spelen waarin ik alles laat klinken wat verboden is. Wijsjes als het dat al zijn voorbij de gebiedende wijs. Lelijk spelen. Schelden en vloeken met muziek. Pijn doen aan jouw oren. Nare streken uithalen. Ineens stoppen en dan weer doorgaan. Er tegenaan jengelen. Alles onder de poep. Alles onder de poep. Piepen, knarsen, foezelen tot het niet meer leuk is. Zo kom ik je oren binnen. Ik zal ze martelen. En je kan er niks tegen doen. Je moet wel luisteren.