kamer-ecologie

Is deel van:

1-  de kamer met de spullen die een stem krijgen. (serres: gaan klinken). Arvo part?

In deze scene kom ik zelf mijn kamer ‘de lectoraatskamer binnen’ en kijk met andere ogen kijk. Wat zie ik dan? En wat spreekt en klinkt uit de spullen. Wat wil ontstaan. hier zit ook bruno latour in. Het parlement van de dingen.

1- het gewone dagelijkse van die kamer. Die het ook niet kan helpen. 2- de stem van de dingen (zoals in Latour) 3- is dat niet net zoiets als de fluistering van de muzen? zit ook die grondruis van Serres in. 

   

O muze,

 

Ik schrijf je vanuit de lectoraatkamer op nieuwekade 1 in Utrecht. Speciaal op een dinsdag omdat ik dan normaal gesproken Artist in Residence ben op de Baak in Driebergen. Nu kan ik als het ware met vreemde ogen kijken. Alsof ik er zelf niet bij ben.

Een kamer in een gebouw dat maar niet kan vergeten dat het een kantoorgebouw is. Wat ik daar aantref is een tamelijk grote wanorde. Er hangen allerlei flappen van werksessies aan de muur. Opvallend scheef. Wat mankeert degene die ze heeft opgehangen? Vol met aantekeningen in zinnen en losse woorden met pijlen en symbolen zoals driehoek en cirkel waar dan weer allerlei lijnen in aankomen en vertrekken. Lijsten met namen, tijdlijnen en eurotekens met getallen. Alles in drie kleuren stiftgebruik waarvan de ratio der kleuren niet meer te achterhalen is. En niet alleen horizontaal maar ook verticaal of soms diagonaal beschreven. Ze zijn niet van gisteren, die flappen. Dat is te zien aan de ernstige geel-verkleuring in het papier. De tijd heeft op deze ideeën of herinneringen op papier in ieder geval zijn tol geëist. Verder in de kamer drie werken uit de HKU-collectie: oud examenwerk? Een klein werkje boven het kastje. Als ik er naartoe loop om het te zien tel ik in een klein vierkant dat op zijn punt staat zeven kleine meisjes in roze jurkjes die op een bankje vrolijk zitten te zijn. Een groter werk ‘antwoordt’ de lange tafel in de kamer met een compositie van vlakken en lege omtrekken van vazen. Tenslotte is er een werk bij de deur. Maar dat verdwijnt uit het zicht omdat de deur open staat. Als ik de deur dicht doe zie ik boven elkaar twee keer een vergelijkbaar landschap van strakke architectuur met een daarin geplakte groene palm waar een vrouw in bikini met gesloten ogen op een rode handdoek zit te zonnebaden. In het onderste landschap is er een grote gele graafmachine aan het werk gegaan. Dat trekt de aandacht van de vrouw. De twee kastjes met rol-schuif-deuren aan weerszijden van de kamer staan open. Volle plastic tassen, een overmaat aan kartonnen dozen, een fles wijn, schildersplakband, diverse stiften met een elastiekje eromheen en overal tussendoor losse stapeltjes papieren liggend/ staand/ hangend. Op de kastjes de restanten van wat een nette uitstalling van boeken, brochures en kaartjes moet zijn geweest. Nu staan ook daar net zoals overal op de grond en in de vensterbank halfopen kartonnen dozen en rollen papieren. In de hoek van de vensterbank op elkaar geschoven een hele wonderlijke verzameling spulletjes. Een lont voor een oliekachel, een rood kerstlint, een goedkope duikbril (brilformaat), een uittrekbaar meetlint met een muizesnoet er op, een ovenvorm (ster), een uiterst verfijnd trechtertje, een koperen eendje, een vaasje dat op zijn kop staat en een houten houdertje voor een geurflesje met rozenwater. Wat heeft zich hier afgespeeld? Hoe is deze verzameling tot stand gekomen? Was het een werkvorm, een duistere rituele praktijk als de deur dicht was? Aan de andere kant van de vensterbank tegen het brede vlak tussen de ramen een tegeltje met een raadselachtige tegeltjeswijsheid: ‘Deugd in het midden, Verstand aan de kant’ staat er. En daaronder ‘de oma van Anouk’. Het is kennelijk een wijsheid, maar wel een waarvan de portee in deze setting verloren is gegaan. De tekst laat zich omdat ie opvalt lezen zoals het tekstbordje bij een museumstuk. Is dat waar dit over gaat? Is het een titel? Boven het kastje rechts hangt trouwens nog een serie kaarten waarop zes verschillende vrouwen. Tenminste vijf zijn zeker vrouw. Eentje met een bijna het gehele gezicht bedekkende mondkapje, een bril en daar weer verrekijkerstukken voor de ogen kan ook een man zijn. Ik zag ze eerst niet omdat ik er met mijn rug naartoe zat. Ze hebben galante kragen uit een andere tijd en kijken allemaal de toeschouwer aan met intrigerende ogen. Zijn zij de inmiddels groot geworden roze meisjes van de overkant? Is het een deel van de muzen? Ik kijk nog eens goed aan de overkant: het zijn toch twee jongetjes en vijf meisjes. Dan zijn er om het beeld compleet te maken Naast de al even overvolle bureau’s met los daarop liggende en afhangende kabels en een scheef op een stapel papieren liggend toetsenbord en de mooie tafel met zes(!?) stoelen ieder in een eigen kleur staat er een flapover en een typische kantoorplant (ficus). Die staan zo dicht op elkaar dat het lijkt of de plant de flapover met zijn takken met groene bladeren omarmt. Een innige omhelzing van twee totaal verschillende werelden. Op de muur tenslotte zit of eigenlijk zat nog een jassenhanger geplakt. Want die heeft vrijwel geheel losgelaten en hangt nog maar door een centimeter dubbelzijdig plakband vastgehouden treurig naar beneden.

 

Het is te makkelijk om te zeggen ‘joh ruim eens op’. Maar er geen aandacht aan besteden en wegkijken is ook niet de weg. Deze kamer, deze biotoop, als je die nu eens zou zien als een ecologie van het lectoraat. Als een co-existentie van de mensen die er komen, de handelingen die worden verricht, de gesprekken die worden gevoerd, de spullen die er zijn dienstbaar aan de handeling of autonoom verbeeldend. Wat is dan die lectoraat ecologie? Mijn stem, als niemand, wil pogen voorbij de mensen en de ideeën in het lectoraat ook vanuit de spullen te spreken, vanuit de materiele en fysieke werkelijkheid waarin het lectoraat gestalte krijgt.

Reacties