Alles is materiaal

ALLES IS MATERIAAL

 

In een studiedag, in een les, in een bootcamp of in welke andere intensieve werk-ontmoeting met anderen ook komt er van alles los. Een inzicht, een moment van verwarring, een handzaam lijstje principes van een manier van werken, een naderhand moeilijk te ontcijferen stukje aantekeningen. Wat is nu de volgende stap om uit deze vergaarbak-van-brokjes iets te maken dat richting ‘kennis’ gaat?

 

Bekijk dat wat je gedurende de sessie hebt verzameld vanuit de blik dat alles materiaal is, of zou kunnen zijn. Maak van elk onderdeel een apart blaadje, een ‘item’ en verrijk dat. Als metafoor gebruik ik vaak het herbarium. Elke gedroogde plant krijgt een eigen blaadje, een eigen titel waaruit dan een losbladig portfolio ontstaat. Je kan de volgorde wisselen, andere verbanden en nieuwe verbanden leggen tussen de items. Als je een stukje van je aantekeningen verrijkt kan je denken aan:

  • Zet er bij nalezen of overschrijven inzichten bij die opkomen.
  • Wat is een goed beeld dat er (contrasterend/ intrigerend) bij past?
  • Als je je inzichten/ aantekeningen opvat als ‘antwoord’ wat zou een goede ‘vraag’ zijn die er bij past.
  • Tot welke actie wordt je aangezet.
  • En er zijn nog veel meer ‘verrijkingen’ denkbaar.

Kortom: je maakt er wat van!

 

In een tweedaagse op 1 en 2 December gaf ik als voorbeeld wat voor soorten materiaal de onderzoeker-deelnemers zo’n beetje tegen het einde hadden verzameld. Tot slot van deze handreiking geef ik die opsomming:

 

  • Meegebrachte inspiratiebronnen kunnen ieder voor zich een rijk A4 worden als je kort vertelt waar ze overgaan, de belangrijkste citaten/ het beeld/ het idee neerzet en iets zegt over wat de maker ervan bewogen heeft. Als dan zegt wat er voor jou uit spreekt of waar je je door aangesproken voelt kom je al aardig in de richting van een rijk A4.
  • Een tweede benadering met bronnen is uitwerken:
    1. Wat betekent deze bron voor mij persoonlijk?
    2. Wat zou werking en betelenis kunnen zijn in mijn vakgebied, professie professionele rol?
    3. Wat is de moegelijke betelenis in een groter maatschappelijk perspectief? Tot welk discours, tot welke vraagstukken verhoudt de bron zich?
  • Maak een scenische beschrijving van een moment in je werk dat nog steeds iets te zeggen heeft. Een moment dat raakt aan waarom jij doet wat je doet. De schrijfoefening is om dat ‘moment’ te vangen in een kort verhaaltje in de tegenwoordige tijd. Laat het zo precies mogelijk herleven. Schort de interpretatie (dat wat je erbij denkt of van vindt) op. Sla een regel over en schrijf dan pas je inzichten op. (daarna verder verrijken….als er tijd en animo is).
  • In de werkvorm werk in opvoering heb je een andere inbreng wellicht feed-back gegeven door het schrijven van een brief. Heb je een foto van je eigen brief gemaakt? Dat wat je een ander adviseert heeft niet zelden ook het potentieel om jouzelf verder te brengen. Schrijf de brief over. Wat haal je er uit voor de vraag waar je zelf mee op pad bent?
  • Misschien was je kunstenaar in de hoek of zag en hoorde je iemand anders in die rol? Wat was het werk dat daar uitkwam? Is het bruikbaar als materiaal voor jou en hoe dan?
  • In een meta-reflectie op een werkvorm of op een fysieke oefening zoals de urban dnace of een set of short pieces heb je samen met anderen een stukje ‘praktijk-theorie’ ontwikkeld. Dat wil zeggen samen antwoord gegeven op de vraag ‘wat zijn hier de werkzame principes’ of ‘wat werkt hier’? De flap die daar het resultaat van is staat of hangt misschien nog ergens. Gewoon overschrijven heb je niks aan? Hoe kan je die principes/ werkzame aspecten voor jou dan wel betekenisvol maken? Hoe eigen je je daar iets van toe?
  • Bij een fysieke oefening die zoals dat heet net iets uit de ‘comfort-zone’ gaat is het altijd interessant om jezelf, als een stukje zelfreflectie, (ook achteraf nog) de vraag te stellen ‘wie ben ik in dit’? Hoe reageerde je? Welke innerlijke stemmen waren dominant? Hoe ging je om met ongemak en met de oningevulde open ruimte waar je instapte? Wat was betekenisvol om daarin verder te komen?
  • Haal de mensen met wie je werkt of zou willen werken aan een opgave voor de geest? En laat je leiden door de vraag ‘wat heb ik van wie geleerd’. Schrijf dat per persoon rustig op en laat meerdere aspecten bovenkomen. Zo ontstaat een rijk A4 in de vorm van een smoelenpapier met zinnetjes. Je draait de denkrichting om: niet ‘wat heb je aan ze, waar kan je ze op inzetten’, maar ‘wat heb je van ze geleerd’.
  • Werk de metafoor uit die je in één van de opdrachten tegen bent gekomen en je nog steeds intrigeert. Zet alle aspecten van de metafoor in goed lopende losse zinnetjes neer. Zo onstaat een rijk A4 vanuit een metafoor die je in je verhaal over je werk/opgave misschien vaker kan gebruiken. De kunst is om als een archeoloog/schatgraver steeds meer lagen bloot te leggen.

 

Zo kan je bij elk stukje ‘aantekeningen’ denken:

  • Staat hier iets dat me aanspreekt?
  • Wat voor soort iets is het en/of kan ik het een bepaalde vorm geven?
  • Wat voeg ik er aan uitleg/ interpretatie/ inspiratie/ beeld/ titel/ inzicht aan toe om het te verrijken?  

 

Reacties