Associatieve reflectie op associatief schrijven

Een associatieve reflectie op associatief schrijven
Afgelopen dinsdag heb ik 18 vierdejaars studenten van Theater & Educatie associatief laten schrijven over het kader van het onderzoek dat ze willen doen. In de tien minuten die ze daarvoor hadden schreef ik met balpen op papier het volgende:

Wat weet ik al?
Ik ben er inmiddels achter dat mijn schrijfmethode mensen laat schrijven. De concrete opdracht mét randvoorwaarden zorgt ervoor dat het moet en eigenlijk ook dat het leuk wordt. Ook verstokte anti-schrijvers klimmen in de pen. of ze dat doen omdat het leuk is, of omdat het moet, weet ik niet.

De concentratie is – of lijkt – ook nu weer hoog. Het is stil en mensen schrijven. Het is een soort handelend denken. Ik vermoed dat als ik ze de opdracht had gegeven om na te denken over het kader, over de vraag ‘Wat weet ik al?’, dat het dan een stuk onrustiger was geweest. Er zouden vragen gesteld worden aan mij en aan elkaar, er zou overlegd worden, er zou gegiebeld worden. Ik zie mensen denken, maar ik zie vooral mensen doen.

Van de studenten die met de hand schrijven, is er maar één linkshandig; met schrijven in ieder geval. Dat weet ik. Wat ze verder met hun linker- of rechterhand doen, kan ik daar niet uit opmaken. Terug naar de vraag: wat weet ik al?

Ik heb nog twee vermoedens. 1. Deze mensen schrijven niet zo vaak meer veel met de hand. 2. Vaak schrijven de schrijvers bij deze opdracht snel. Is het de tijdsdruk? Is het een soort onzekerheid? Adrenaline? Is het competitie: ik wil meer schrijven dan anderen? Willen mensen zoveel mogelijk uit het moment halen? Ga je sneller schrijven als je weet dat je niet te lang mag stoppen met schrijven?
Ik stopte met schrijven. Heel even. Ik kijk op en zie meer mensen stoppen. Is de tijd voorbij? Breekt de boog?

Reacties