Organisator
Uitgangspunt: Wanneer je als mens geconditioneerd raakt, verlies je geleidelijk aan contact met je natuurlijke ontspannen staat van zijn waarin openheid, creativiteit en compassie op een vanzelfsprekende manier nog deel van je zijn.
Het opbouwen van de spierspanning van die conditionering noemde Reich het karakterpanser. Door het ontstijgen van dit geconstrueerde zelf kom je soms plotseling terug in de spelende staat van vrijheid plezier mededogen en naastenliefde. Omgekeerd kunnen muzische interventies je door het spelen zelf soms voorbij je conditionering tillen. In onze reeks bijeenkomsten onderzoeken we of we via het werken met het lichaam op een speelse en/of kunstzinnige manier deze laag kunnen ontsluiten en zo een persoonlijke ingang vinden tot dit potentieel dat ons geboorterecht is.
Bij de term compassie denken we vaak aan eenrichtingsverkeer. De ene persoon voelt compassie voor de andere, zoals bijvoorbeeld in het werken in de zorg steeds meer wordt gevraagd. Wij zijn hier echter meer geïnteresseerd in de wederkerigheid van het begrip compassie. Dus geven en ontvangen, waar het onderscheid tussen die twee niet meer zo strak is als in eerste instantie lijkt. Je op een vanzelfsprekende manier deel voelen uitmaken van een geheel, Ik en de Anderen, het gemeenschappelijke veld voelen en daarin ook je eigen individualiteit waarnemen. volstrekt gelijktijdig. Soms kan het expliciteren van je eigen particulariteit het gemeenschappelijk veld juist versterken doordat eenieder beter voelt/weet tot wie hij zich heeft te verhouden.
Als je compassie met 'meevoelen' vertaalt lijkt het ons interessant om te verkennen hoezeer compassie verbonden is met zintuiglijkheid, letterlijk met voelen; dus met het openen van de zintuigen. Ik dit kader is het interessant om te kijken naar het filmpje van Ann Hamilton, waar Paula Kolthof ons eens op attendeerde:
https://www.youtube.com/watch?v=idjfDXg7jTw
Graag zien we je de 30e. Verzamelen in het landdhuis om half 4. We zien er erg naar uit je te zien.
Elisabeth
NB Lees ter inspiratie ook eens deze gedachten over compassie in het artikel van Margreet van der Cingel:
Compassie en identificatie
Wat is nodig om compassie te voelen? Veel filosofen noemen identificatie, inlevingsvermogen en verbeelding als condities voor compassie. Identificatie wordt als psychologische term gehanteerd voor mentale processen waarbij individuen zich vereenzelvigen met een ander of de externe wereld (Ameri- can Psychoanalytic Association 1990: 103). Achtiende-eeuwse filosofen die compassie bestudeerden, zoals de Britse Moralisten, zagen de mens en zijn gevoelens als een gesloten zwarte doos die alleen toegankelijk is voor het individu zelf. Daarom is in hun visie verbeelding voor degene die compassie voelt onontkoombaar (Welie 1995: 479). Deze vorm van verbeelden is vooral: doen alsof het lot jezelf treft. Volgens Schopenhauer is een vergaande vorm van vereenzelvigen nodig om compassie te voelen. Fysiek voelen wat een ander voelt is weliswaar niet mogelijk, maar je kunt compassie als metafysisch ‘mee- voelen’ beschouwen (Mannion 2002: 109). Dit ‘meevoelen’ wordt ook wel het affectieve aspect van compassie genoemd (Scott 2000: 126).
De veronderstelling dat verbeelding nodig is om de subjectieve beleving van de ander te begrijpen lijkt vanzelfsprekend. Verbeelding is nodig om de menselijke kwetsbaarheid als generiek fenomeen te herkennen. Dit noemt Nussbaum het eudaimonistische argument voor compassie (2001: 315-321).7 Hoe kan ik de betekenis van leed zien wanneer ik me niet voor kan stellen wat die betekenis voor mijzelf in zou kunnen houden? Toch dreigt het gevaar door verbeelding een belangrijk kenmerk van compassie kwijt te raken. Dat kenmerk van compassie is de gerichtheid op de ander. Verbeelding kun je verschillend hanteren. Het begrip ontzelving is toepasbaar voor de vorm van verbeelding die nodig is voor compassie.8 Meer ontzelving vraagt zaken die ik zelf niet zo belangrijk vind, wel voor de ander belangrijk te vinden. Minder ontzelving betekent dat ik mijn eigen belangen in de verbeelding centraal stel. Een te grote mate van identificatie, een teveel aan vereenzelviging, leidt niet tot compassie (Roeser en Willemsen 2002: 60-64). In psychoanalytische theo- rieën is dit fenomeen bekend als projectie. Projectie wordt als psychologische term gehanteerd voor een mentaal proces waarbij een onacceptabel idee aan een ander of de externe wereld wordt toegekend. Het eigen innerlijk conflict wordt verplaatst. Het is een afweermechanisme voor negatieve emoties (Ame- rican Psychoanalytic Association 1990: 149-150).9 Wanneer ik mij voorstel wat een bepaald verlies voor mijzelf betekent, dan is het uitgangspunt mijn waarde. Maar het gaat niet om het belang dat ik hecht aan bepaalde behoeften of mogelijkheden in het leven. Het belang van degene die deze zaken kwijt- raakt is aan de orde. Wanneer die belangen hetzelfde gewaardeerd worden is het gemakkelijk om compassie te voelen. Ik kan mij, bijvoorbeeld, de moeite die het kost een zoutarm dieet vol te houden goed voorstellen, wanneer ik zelf van zout eten houd. Wanneer je een belang anders waardeert is het moeilijker compassie te hebben. Compassie vraagt de betekenis die voor jezelf geldt, even te ‘parkeren’. Om de eigen beleving te kunnen ‘parkeren’ is een onderschei- dend vermogen tussen de eigen beleving en die van de ander nodig. De mens is intrinsiek in staat onderscheid te maken tussen de eigen belevingswereld en die van de ander. Door dat onderscheid zijn belangen en waarden van de ander wel te herkennen, in tegenstelling tot wat de Britse Moralisten dachten (Welie 1998: 111). Afstand nemen om dat onderscheid te zien is daarom een voorwaarde voor compassie.
7 De opvatting dat je als mens vergelijkbare mogelijkheden hebt om in moeilijkheden te raken. De idee dat het lot ook jou kan overkomen staat hierin centraal en roept op tot het goede.
8 Roeser en Willemsen (2002: 62) introduceren de term ‘ontzelving’ gebaseerd op het werk van Iris Murdoch.
9 Zowel Richmond (2004: 249-250) als Duyndam (1997: 175-178) halen ter illustratie hetzelfde voorbeeld van de psychiater Anna Freud aan. In dit voorbeeld van ‘projectieve identificatie’ leeft een kinderloze gouvernante in haar verbeelding het leven van ande- ren. Het voorbeeld maakt duidelijk dat het bij projectie onbewust om de eigen emoties gaat. De focus ligt bij het besef hoe naar (of leuk) iets voor mijzelf zou zijn. Daarmee herken ik mijn eigen potentiële leed, niet het werkelijke en actuele leed van de ander.