Deelnemers: minimaal 3 en maximaal ?
Voorbereiding in 5 stappen:
1) Vraag elke studenten om vijf lievelingswoorden op vijf losse papiertjes beschrijven en leg deze bij elkaar op z’n kop in de ruimte.
2) Vraag de studenten een citaat te schrijven op een los papier.
3) Laat elke student een één-vouwtekening maken: pak een schetspapier en maak een tekening op één derde van het papier en leg het papier opgevouwen (met de tekening aan de onderzijde) weg.
4) Laat elke student een vouwtekening pakken en maak een twee-vouwtekening: pak een schetspapier maak een tekening op één derde van het papier en maak op tweederde nog een vouw en leg het papier opgevouwen (met de tekening aan de onderzijde) weg.
5) Leg alle lievelingswoorden van de deelnemers in een groep bij elkaar op de grond, zonder dat de woorden zichtbaar zijn. En leg alle citaten bij elkaar in ene groep op de grond, zonder dat deze zichtbaar zijn. Vervolgens wordt er ene groep één-vouwtekeningen bij elkaar op de grond gelegd en een groep twee-vouwtekeningen. Er zijn nu vier groepen in de ruimte.
START:
We kunnen beginnen, daar horen weer wat stappen bij. Volg deze goed.
Stap 1#: Elke deelnemer pakt een twee-vouwtekening en tekent in het middenvak een vervolgtekening, reagerend op de beginpunten die er op het papier staan. Het is belangrijk dat je absoluut niet kijkt naar de weggevouwen tekening. Reageer gewoon met wat er in je opkomt!
Stap 2#: Iedereen pakt vijf woorden uit de ‘lievelingswoorden groep’. Deze worden vormen de basis voor een tekst of gedicht dat uit vijf regels bestaat (niet meer en niet minder). Schrijf het op ene nieuw vel papier en leg deze allemaal terug in een groep.
Stap 3#: Elke deelnemer pakt een één-vouwtekening en tekent in het vak een vervolgtekening, reagerend op de beginpunten die er op het papier staan. Weer is het heel belangrijk dat je absoluut niet kijkt naar de weggevouwen tekening. Reageer gewoon met wat er in je opkomt!
Stap 4#: Hetzelfde gebeurt met de twee-vouwtekeningen. Het laatste vakje wordt gevuld door een deelnemer. En daarna opgevouwen teruggelegd in de twee-vouwtekeningengroep.
DE VOORDRACHT
Belangrijk voor deze stap is het dat er nog steeds vier losse groepen zijn; één-vouwtekeningen, twee-vouwtekeningen, citaten en teksten gebaseerd op vijf woorden. Vervolgens kan er een verbinding gemaakt worden. Onder de twee-vouwtekening wordt een citaat gelegd, zonder te lezen, zonder te kijken naar de tekening. Vervolgens kan de voordracht gaan beginnen.
Een deelnemer (A) uit de groep staat op en pakt een één-vouwtekening. Er staat nog een deelnemer (B) op en deze persoon pakt een citaat. Nu is er een duo gevormd. Deelnemer A met de tekening bekijkt deze en toont de tekening niet aan deelnemer B en ook niet aan de groep. Deelnemer A gaat deze tekening verbeelden met zijn lichaam. Door middel van een houding, beweging of performance wordt de tekening belichaamd en op die wijze getoond. Op het moment dat deelnemer A hiermee start, start deelnemer B met het voorlezen van het citaat. Zo ontstaat er een combinatie: de citaten worden een voice-over bij de uitbeelding van de tekening.
Als einde laat deelnemer A de tekening zien aan de groep en leest deelnemer B nogmaals het citaat voor. Vervolgens pakt deelnemer B een nieuwe tekening en krijgt de rol die deelnemer A net had. En er staat een nieuwe deelnemer B op om een citaat te pakken. Zo gaat het door en vormt zich een systeem totdat alle één-vouwtekeningen en citaten getoond zijn.
VOORDRACHT II
Deelnemer A pakt een twee-vouwtekening en deelnemer B pakt een tekst. Deelnemer A toont de tekening aan de groep en op hetzelfde moment leest deelnemer B de tekst voor aan de groep. Op deze wijze worden beeld en tekst met elkaar verbonden. Deelnemer B legt de tekening en de tekst met elkaar weg en pakt een nieuwe tekening, vervolgens staat er een nieuwe deelnemer op om een tekst te pakken en voor te dragen. Zo gaat het systeem door totdat alle tekeningen aan een tekst zijn verbonden, getoond en voorgedragen aan de groep.