Het opvoeren van inzichten/data
Bij de vraag om inzichten/data op te voeren heb ik ervoor gekozen om niet te werken met de vondsten en inzichten die ontstonden rondom mijn persoonlijke onderzoeksvraag (hoe ik als antropoloog muzisch kan werken). Ik werd namelijk getriggerd door 'opvoeren' omdat ik daarmee 'ruimte' denk te kunnen maken om de regels van een organisatiesysteem te omzeilen. Dus besloot ik het volgende te doen voor deze werkplaats bijeenkomst:
In de organisaties waar ik werk verzamel ik data. Die data analyseer ik, ik rubriceer ze in categorieën/domeinen om er dan vervolgens duiding aan te geven. Dat resulteert normaliter in het 'maken' van een rapport. De vraag die ik mijzelf stelde is echter: Wat gebeurt er als ik die data opvoer in plaats van dat ik ze in een rapport verwerk? NB. een 'gemaakt' rapport heeft vaak beperkte doorwerking omdat het meestal in een la belandt.
Welke mogelijkheden heb ik zoal als muzisch onderzoeker om mijn bevindingen terug te geven aan de professionals in een organisatie? Wat kan ik er van 'maken'. En kan dat bijdragen aan de 'doorwerking' ervan?
Ik keek naar de data die ik bij een opdrachtgever had verzameld. De aandachtsdomeinen waren helder. Ik greep een pen (want ik besloot in mijn maken wel dichtbij de 'gewoonten' van de organisatie te blijven) en ben allemaal korte Haiku gedichtjes gaan draften. Vervolgens ben ik er beelden bij gaan zoeken uit mijn collectie kunstkaarten en foto-materiaal (zie foto). Zou dit een onorthodoxe vorm kunnen zijn waarin ik (als muzisch onderzoeker) mijn inzichten 'opvoer' aan de organisatie?
Een hele spannende vraag vind ik het. Dus 'voer' ik dat 'op' in deze werkplaats ten overstaan van een vijftal mede-onderzoekers. Via de Critical Response Process krijg ik waardevolle input. De teksten zijn goed al kunnen ze her/der nog iets sterker of juist luchtiger. Die tips neem ik graag mee en het sterkt me om dit door te ontwikkelen. Er ontstaat door ons CRP-gesprek een grof idee om van de gedichtjes een soort expositie te maken. Hoe/wat is nog onduidelijk maar dat zal ik in overleg met de betreffende organisatie gaan bedenken.
De dag erna besluit ik in deze werkplaats om mijn 'opvoering' op te hangen aan het doorontwikkelen van deze Haiku-expositie. Ik vraag mijn mede-onderzoekers zich te verplaatsen in het personeel van de betreffende organisatie en op die manier de 'expositie' te beleven. Ik heb hier niet echt goed over nagedacht vooraf en helaas kies ik een onhandige vorm om het te presenteren. Jammer, maar zo gaat dat soms. Ik omarm de imperfectie al doet die natuurlijk ook pijn. Het levert daarnaast ook meteen nieuwe inzichten op of een expositie wel de juiste vorm is. In deze imperfectie zitten mooie leerpunten voor mij. Die bespreek ik hier nu niet want ...
Twee andere dingen blijven nu nog knagen aan me. Het blijft me puzzelen wat er gebeurt in het nagesprek na mijn plenaire opvoering. Ik onderzoek ze al schrijvend hieronder.
1) ik ben niet gaan werken met mijn eigen 'data' maar met die van een externe organisatie. Wat is daar de beperking van? We stelden onszelf drie criteria bij een opvoering van data waar ik denk ik geen of onvoldoende recht aan heb gedaan. Want: a) ik vond het veel lastiger mezelf als onderzoeker te laten zien en b) in de betreffende opvoering de muzen aanwakkeren is me niet gelukt omdat ik het script/ontwerp van de expositie niet goed had doordacht en c) ik heb niet expliciet genoeg gemaakt welk nieuwe kennis is gegenereerd.
ad a) Het raakt natuurlijk altijd wel enigszins aan mij als muzisch onderzoeker omdat ik zichtbaar wordt doordat ik de maker ben van de Haiku's* (zie onderaan voor extra notitie daarover). Maar ik had in mijn intro bij de expositie best meer 'inhoud' kunnen geven aan mezelf als onderzoeker tonen. Dat leerpunt neem ik mee.
ad b) De presentatievorm (mede-onderzoekers meenemen naar een zogenaamde expo) die ik koos was rommelig en had door een minimaal ontwerp vooraf, weinig muzisch in zich wat ik kon aanwakkeren.
ad c) Een ander punt is dat ik als onderzoeker wel degelijk inzichten/vondsten heb opgedaan (die voor mij tot nieuwe kennis leiden waar een ander ook wat aan kan hebben) maar die presenteerde ik niet door de gekozen expositie-vorm. Ik houd het hierdoor namelijk feitelijk bij de 'uitkomsten' die te zien zijn in de organisatie-data. Ook hier ontbreekt een stukje beleving en kom ik als onderzoeker niet met nieuwe inzichten/kennis. Gemiste kans.
Een voorbeeld van een eigen vondst is bijvoorbeeld dat ik als onderzoeker door het muzische aan te wakkeren in de gesprekken die ik voerde, ruimte liet ontstaan om de betrokkenen aan te moedigen om zelf als het ware mee te werken aan de verandering die ze graag zien in hun organisatie. Het moedigt aan krijg ik te horen. Door hen via het muzische aan te zetten tot het reflecteren op hun eigen gedragingen ben ik hen als een soort mee-makers gaan zien. Dat is fraai want daarmee kan het doen van dit onderzoek (in en tijdens het 'doen') bijdragen aan een interne verandering. Het draait dan niet meer alleen om de feitelijke uitkomsten waar ik als onderzoeker (achteraf) mee kom maar er komt 'leven' in. De onderzochten gaan meedoen. Dit inzicht brengt me ook op een vervolgopdracht waar ik de betrokkenen een paar maanden later over benader: kan je iets 'maken' van wat je inhoudelijk is bijgebleven van ons gesprek? Welke aanbeveling gaf je de organisatie indertijd mee? En met maken bedoel ik: iets schrijven erover, iets knutselen, een tekening maken, een foto maken, een geluidsopname maken of een ander 'maaksel' fabriceren. Het verzoek levert al direct weer mooie vervolggesprekken op over wat er leeft in de organisatie. En ik verwacht ook dat er nadien opnieuw gesprekken volgen als mensen wat ze hebben gemaakt aan mij sturen/geven. Dit zie ik als vorm van actief meedoen aan dit onderzoek als mee-makers. Uit dit proces, uit de 'maaksels' en de nagesprekken kan ik ook weer data halen. #nieuwsgierig
2) er knaagt nog iets anders aan me. Er ontvouwt zich een bepaald ongemak om te reageren op de opvoering lijkt het. Ik ervaar zwaarte. Daar heb ik vast zelf aan bijgedragen en ik voel ook de zwaarte van het systeem van de organisatie waar ik gedichtjes over schreef. Ik licht nog wat toe maar maak niet heel helder wat ik hierboven beschreef over het verschil tussen opvoeren met externe organisatie-data of met de inzichten uit mijn persoonlijke onderzoeksvraag. Ik zie dat onderscheid (en mijn keuze) vooraf heel goed maar denk nu pas achteraf dat ik die keuze veel explicieter aan de groep had mogen schetsen. Zou dat behulpzaam zijn geweest? Ik zal het navragen bij de aanwezigen (kan ik ook meteen mijn scribbles bij ad 1) verifiëren met ze.)
Maar interessanter nog vind ik: Hoe hebben we dit nagesprek nu als groep gedaan/vorm gegeven? Wat kan/mag er benoemd worden richting de opvoerder over deze imperfecte opvoering en wat slikken we als mens/groep in? Ook hierover wil ik twee dingen constateren die voor mij gaande waren en die ik achteraf zo omschrijf:
Hoe het ging: We ontrafelen meestal even samen hoe we als groep zullen reageren op de opvoering. En welke vragen de opvoerder heeft voor de groep. Dat lijken we nu over te slaan. Er werd door Bart een voorstel gedaan om een brief te schrijven aan mij als opvoerder. Ik krijg de vraag of ik dat goed vind. Ik worstel of ik dat omarm of afsla. Het voorstel dat hij doet, voelt namelijk als een manier om ongemak te omzeilen. Ik stel daar geen vraag over (had ik misschien wel gewoon kunnen doen) en kies voor een tussenweg. Het voelt ongepast om het schrijfvoorstel van Bart om te buigen, maar dat doe ik toch een beetje. Ik stel namelijk voor dat wie wil schrijven dat natuurlijk mag doen. Maar ik maak ook gelijktijdig kenbaar aan de groep graag mondeling iets terug te krijgen. Ik veronderstel namelijk dat in een groepsgesprek erover meer nieuwe kennis voor mij kan ontstaan dan via schrijven (zonder de interacties onderling).
Dit brengt me ook achteraf op deze vraag: Kan schrijven een manier zijn om een ongemakkelijke situatie te verzachten? Omzeilen we als groep daarmee dat wat we liever niet hardop zeggen? #GeenIdee #interessant
Ha, nu komen we misschien wel op een interessant punt in de dynamiek in deze onderzoeksgroep dat meteen raakt aan mijn fascinatie voor 'hoe praten we met elkaar'? Wat zeggen we wel en wat niet? Dat onderzoek ik in organisaties maar natuurlijk gelden er ook ongeschreven regels en ongemakkelijke situaties binnen deze groep. Nu begin ik dit 'nagesprek' pas echt interessant te vinden.
In het moment zag ik dit niet zo helder. Maar nu achteraf zie ik al reflecterend hoe boeiend dit is. Ik zie opeens nieuwe data ontstaan - oa. via mijn eigen reflecties hierop achteraf. Maar ook kan ik misschien nieuwe inzichten onttrekken uit de diverse brieven die ik kreeg. En ik heb een opname gemaakt van het gesprek. Benieuwd hoe er gepraat is. Hopelijk is het geluid daarvan goed genoeg zodat ik het eens rustig terug kan luisteren. Dat zal me ongetwijfeld info opleveren voor het verbeteren van mijn 'opvoering/expositie' (dus nav. de inhoudelijke feedback van de groep). En wie weet geeft het me ook nog informatie over hoe we als groep met elkaar hebben gepraat. #boeiend En interessant om te onderzoeken of ik bij het terugluisteren een zelfde beleving heb van zaken. Of misschien wel op het spoor kom van een enorme blinde vlek. ;)
Dit doet me ook denken aan wat Hannah Arendt schrijft in haar boek Oordelen over smaak(beleving) als onderdeel van het vormen van een oordeel en onze 'sensus communis'. Ook boeiend wat zij schrijft over de 'mededeelbaarheid' van een gewaarwording. Ik zal het boek er weer bij pakken.
* ook komen we nog even te spreken over of de Haiku's misschien wel beschouwd moeten worden als kunst die op zichzelf staat. En zo spreken we ook kort over Kunst als interventie. Kunst kan ont-regelen. En dat is iets anders dan het muzische aanwakkeren. Wat is de werking van de Haiku's hier? is dat ook wat ik ermee beoog?