Muzische Professionalisering

In 2018 lees ik het boek Muzische Professionalisering door Bart van Rosmalen.
Ik ontdek dat er jargon en methoden zijn, voor wat ik intuïtief in organisaties gedaan heb.

Hieronder alle quotes uit het boek Muzische Professionalisering door Bart van Rosmalen, die mij prikkelen, vragen oproepen, herkenning geven en bovenal meer bewustzijn over wat ik zelf doe en waarom ik het doe.
Dat schept mogelijkheden om mijn eigen praktijk niet alleen intuïtief te voeren maar er ook over te communiceren!

Nu tot en met bladzijde 66.

 

13 Wat is precies de relatie tussen de kunstzinnige aspecten van kunstenaarschap en het vorm krijgen van tegenkracht?

14 De gewone dagelijkse bezigheden worden opgeschort en er wordt gezongen en geluisterd. De muzen spreken in de eerste plaats de zintuigelijke beleving en ervaring aan, eerder dan het denken en beschouwen. Muzen belichten wat voorbij de normale denkkaders ligt. Dat is wat kunst en kunstenaarschap doen. Dat is ook wat Tristan deed toen hij de boeken opzij schoof en, in plaats van over de muziek te spreken, de muziek zelf begon te spelen. Daarmee schept het muzische tijdelijk een eigen wereld met eigen spelregels. De opvoering van de muzen schept een zekere muzische distantie ten opzichte van de gewone maatschappelijke orde.

Het neemt de uitvoerders en luisteraars mee in een muzische beleving. Even, gedurende de opvoering, vallen normale scheidslijnen en restricties weg: van de regelgeving in het protocol tot de hokjes waarin afgepast gewerkt wordt, van de hiërarchische machtsverhouding tot de zorgen van alledag. Het muzische breekt daar doorheen als een tegenkracht met een geheel eigen bijdrage aan zin en betekenis.

 

15 Daar waar de privé sfeer of de sfeer van het werk een zekere beslotenheid met zich meebrengt is een grondtrek van het muzische juist de openbaarheid. De opvoering brengt publiek op de been. Dat publiek wordt deelgenoot van de opvoering. De muzische activiteit schept daarmee zin en betekenis in grotere gemeenschappelijke verbanden, in een gezamenlijk gedragen cultuur. Het spel van de muzen verschijnt dus enerzijds als tegenkracht van het gewone en het gekende en draagt anderzijds, door het publiek te doen, bij aan het ontstaan van grotere gemeenschappelijke publieke waarden.

 

15 Elke muze heeft een eigen naam gekregen in de theogonie van Hesiodus. En aan elke muze is een onderscheidende attribuut verbonden dat haar kenmerkt. Dat attribuut heeft ze altijd bij zich. Daar ‘staat ze voor’, zou je kunnen zeggen. Ze is herkenbaar aan het attribuut dat ze draagt. Dat maakt haar daarop aanspreekbaar als verteller, maker en speler.

 

16 Ondanks hun sterk onderscheidende optreden werken de muzen nooit alleen. Het gaat in de oude verhalen over de muzen altijd over een gezamenlijke activiteit en het handelen vanuit één geest. Ver voordat het in de mode komt, doen de muzen in de oudheid al aan wat we nu interdisciplinair samenwerken en co-creatie noemen. De muzen blinken uit in een krachtig samengaan van individuen creatie en gemeenschappelijke zeggingskracht.

 

16-17 Kunstenaarschap De mythe van de muzen is ook voor mij persoonlijk een belangrijk verhaal. Een aantal aannames in mijn traditioneel gevormde beeld van kunstenaarschap komen in een ander licht te staan.

- De eerste is mijn aanname dat het in de kunst gaat om het leveren van een kwalitatief hoogstaand en uitzonderlijk product. [...] Bij de muzen gaat het niet zozeer om wat er als product uitkomt. De mythe haalt juist de functie van het scheppen van zin en betekenis naar voren en de tegenkracht die daar vanuit gaat. De mythe helpt mij bij het antwoord op vragen naar zin en betekenis: de werking van mijn werk is belangrijker dan het werkstuk.

- De tweede aanname gaat over het beeld van ‘de kunstenaar’. Onbewust heb ik altijd een wat heldhaftig en op een voetstuk staand beeld ven de kunstenaar voor ogen gehad. Dat klinkt zelfs nog door in mijn vertelling over Tristan. De kunstenaar als een buitengewoon personage, een eenling met een unieke individuele bijdrage. De mythe overstijgt juist dat individuele en laat, heel verrassend, vooral de gezamenlijkheid, de co-creatie en het samenspel van een groep zien.

- De derde aanname is niet zozeer mijn aanname maar die van de publieke opinie. Die situeert kunst niet in het hart van de samenleving maar eerder in de periferie. Als het echte werk gedaan is biedt kunst plezier en vertier. De mythe zet het muzische als tegenkracht maatschappelijk gezien veel structureler neer.

 

17 De muzische bijdrage is niet exclusief voorbehouden aan de kunst of kunstenaar, maar kan vanuit elk ander vak of elke andere discipline vorm krijgen als Muzische Professionalisering. Wat de mythe laat zien is een directe verbinding tussen muzische beleving en de morele dimensie van het ontstaan van gemeenschappelijke waarden.

 

19 Ik wil nagaan of een muzisch perspectief op professioneel handelen de ruimte voor de tegenkracht in organisaties op conceptueel niveau zichtbaar kan maken.

 

21 MacIntyre laat zien dat vertellen een belangrijke rol speelt in de vorming van gemeenschappelijke verbanden en het delen van publieke waarden. Vertellen verbindt de individuele stem met de gemeenschappelijke waartoe verhalen behoren. Daarbij legt MacIntyre een sterk accent op het verhaal als drager van waarden. MacIntyre laat zien dat vertellen in het grondpatroon van ons mens-zijn zit.

 

21 De muzen scheppen gedeelde waarden door de heldendaden van de Goden te bezingen. Ze geven de inspiratie die ze krijgen door in de vorm van verhalen. Daar maken ze een opvoering van. Vertellen is de eerste muzische kwaliteit. Door mijn vergelijking met het muzische komt naar voren dat in elk vertellen het opvoeren besloten ligt.

 

22 De beleving van het muzische zet aan tot een vorm van waardering. Bovendien brengt de muzische beleving zowel de spelers als de toehoorders samen in de opvoering. In de gezamenlijke beleving wordt een gemeenschappelijke waarheid ervaren. Met Gadamer belicht ik de morele werking van de muzische beleving.

 

22 Zelfs al gaat hun werk over ongrijpbare dingen, zoals de heldendaden van de Goden, hun vertellen krijgt altijd de vorm van een artefact, als een ‘werk’ dat wordt gemaakt. Het wordt fysiek gerealiseerd. […] Sennet laat zien dat in onze lichamelijke betrokkenheid bij iets maken en onze omgang met materialen sociale kwaliteiten besloten liggen. Met Sennet haal ik het makerschap als een sluimerende muzische kwaliteit in het professionele handelen naar voren.

 

23 Met zijn bijdragen aan de organisatietheorie stelt Karl Weick het proces van betekenis scheppen in het handelen van de professional centraal.

 

23 Vertellen, spelen en delen vormen de bouwstenen van het muzische perspectief op professioneel handelen.

 

24 Met de geboorte van de muzen komt mythologisch gezien de reflectie in de wereld. […] De reflectie van de muzen krijgt vorm door dat ze een voorstelling maken van dat wat hen aanspreekt en deze voorstelling opvoeren. In het spel ontsluiten ze kennis die op een andere manier niet toegankelijk is. De kennis delen ze en maken ze gemeenschappelijk door spel.

 

24 wat de mythe van de muzen nu zo mooi laat zien is dat de eerste reflectie in de wereld verschijnt als spel.

 

24 Het tweede aspect in de muzische werkwijze is dat de maker zichtbaar wordt. Niet voor niks heeft elke muze haar eigen naam en haar eigen attribuut. De zin en betekenis van het vierde strijkkwartet van Bartok worden mij duidelijk doordat Tristan zelf het werk onderzoekend uitvoert. Dat kan hij alleen doen door als persoon en professional uit de coulissen te komen en ten tonele te verschijnen. Hij is op dat moment niet inwisselbaar voor iemand anders. In de muzische benadering van spelen en maken komt de eigenheid van de maker helemaal tot uiting. Die moet zich als het ware met zijn hele hebben en houden verbinden met zijn professionele praktijk. Anders komt het werk niet tot leven. En dat is precies waar tegenkracht en professionele eigenzinnigheid ruimte krijgen om zich te manifesteren. Die ruimte ontstaat in het doen, in het zichtbaar worden van de professional in de opvoering. In het zichtbaar worden zit een openbare en publieke dimensie. Hoezeer ook doortrokken van eigenheid, de maker overstijgt daarin tegelijkertijd zijn eigen particulariteit. Daarin ligt de kiem van publieke waarden in professioneel handelen.

 

26 Dat wat ik koester als mijn fascinatie voor het muzische of mijn manier van werken blijkt, als ik terugkijk, zich juist te vormen in ontmoetingen met anderen die de weg wijzen. Ik word geraakt door die ontmoetingen, door de impulsen die ervan uitgaan en door het vuur en de inspiratie die daarin overspringen van mens tot mens. […] Dat is een muzisch motief; geraakt worden en daar iets van maken.

 

31 In het theater heeft elk personage een eigen verhaal dat moet passen in de grotere vertelling van het gezelschap. Elk individu moet scherp worden neergezet en draagt tegelijk bij aan het grote geheel.

 

32 Het thema dat telkens terugkeert is de spanning tussen wat professionals aan eigen handelingsruimte opeisen versus wat de organisatie, of het grotere systeem waarbinnen zij werkzaam zijn, aan beleid, structuur, macht en politiek inbrengt.

 

38 Het probleem is dat we in het kunstvakonderwijs super specialisten opleiden. Zo goed mogelijk spelen, dat is voor bijvoorbeeld musici de maat. Spelen dreigt een op zichzelf staande bezigheid te worden, die zich loszingt van de samenleving. Het schort aan maatschappelijke zichtbaarheid, aan public value.

 

39 Het conceptuele idee van Connecting Conversations is, hoewel op dat moment nog tamelijk abstract, een werkend perspectief. Renshaw laat mij zien dat het in de kern allemaal om waarden draait.

 

42 Het toelaten van de levende muziek in de context van een conferentie heeft een grote impact. Alsof we ons terplekke herinneren dat we mensen van vlees en bloed zijn, dat er gevoelens zijn, dat we niet alles weten, dat er vervoering is en dat we ergens door gedreven worden. Al die menselijke aspecten en waarden staan ineens ‘aan’ en mogen meedoen.

 

43 We vragen de docenten altijd om hun instrumenten mee te nemen. Er wordt op de seminars ook gespeeld. Aanvankelijk nog als intermezzo, maar later steeds meer geïntegreerd in manieren van werken die pendelen tussen spreken en spelen.

 

44 De Academia Vitae werft deelnemers die in sleutelposities werken in het bedrijfsleven en in maatschappelijke instellingen. Vrijwel zonder uitzondering zij het professionals die de vraag naar verdieping voor zowel henzelf als het werk belangrijk vinden. Ze willen hun morele kompas verder ontwikkelen. Ze voelen zich ook individueel aanspreekbaar op grotere maatschappelijke thema’s. […] Deelnemers doen vanuit een persoonlijke onderzoeksvraag in relatie tot hun werk mee aan het intensieve programma. Aan het slot presenteren ze elkaar de geschreven papers.

 

44 Klamer brengt mij in contact met het werk van Alasdair MacIntyre. Dat fascineert mij door het grote verhaal over ‘de mens als verteller’ dat erin besloten ligt en door de ontdekkingen dat gedeelde waarden tussen mensen niet alleen bestaan op grond van afspraken, maar zoals in de deugdethiek beschreven, ontstaan vanuit het ‘doen’ van praktijken en het delen van verhalen.

 

45 Iedere deelnemer kiest een deugd uit het lijstje zoals die door McCloskey behandeld zijn. “Kies bij jouw gekozen deugd een fragment van de viool dat er bij past en ga ergens in de ruimte staan” vraag ik van de deelnemers. De een pakt de krul, een ander de kam, weer een ander een snaar. “Bedenk vervolgens een kort statement dat jouw persoonlijke beleving van die deugd en het vioolfragment in jouw handen verbindt.” In die door de ruimte verspreide setting voeren we de statements uit en speel ik een improvisatie op het geheel. Zo maken we met elkaar een korte muzische opvoering van de behandelde filosofie. Daarna bespreken we de ervaring en de uitkomsten. Wat deed dit werk? Wat werd er ervaren en wat kwam er aan het licht? We maken wat ik noem een theatrale gespreksvorm. Het gesprek met McCloskey gaat door, maar door de muzische opvoering komt er iets extra’s bij. De deelnemers stappen in het spel. Hun persoonlijke stem wordt sterker doordat ze een deugd en een object in handen hebben. Daar staan ze voor. Iedereen zit in hetzelfde schuitje. Beurtelings zijn we elkaars publiek. Deze korte muzische opvoering versterkt zowel de gemeenschappelijkheid als de individuele articulatie van de afzonderlijke stemmen. De zeggingskracht van het werk tilt ons boven onszelf uit en geeft zowel de individuen als het gezelschap als geheel tegenkracht. Daar te staan en dit te doen geeft een sterk gevoel van ruimte om te handelen. Met dit type werk op het snijvlak van cultuurfilosofie en praktisch gespreksontwerp wil ik verder.

 

46 Het citaatgesprek dat bij uitstek gaat over onderscheidend verbinden wordt ontwikkeld. ‘De kunst van de nieuwe professional’, komt centraal te staan. Het verschil in de benadering van professionals in het kunstvakonderwijs en de professionals uit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties wordt steeds kleiner. Die laatsten spelen misschien geen instrument of zijn misschien niet zelf actief op een kunstzinnige manier, maar de muzische kwaliteiten van vertellen, spelen, maken en delen zijn in het professionele handelen net zozeer aan de orde als bij de professionals in de kunst. Dat is de ontdekking van het project; ‘de kunst van de nieuwe professional’.

 

47 De nadruk op de spelende mens als leidraad voor mensgerichte professionele ontwikkeling komt van Gerard Wijers.

 

48 Daar waar Vemaak in Plezier beleven aan taaie vraagstukken spreekt over het belang van ambachtelijke speelsheid, breek ik een lans voor de ambachtelijkheid van het spel in het professionele handelen. Helene Wüst bestuurder in de zorg werkt met mij mee op. Van haar leer ik intuïtie, associatie en literaire bronnen gebruiken in de interventies die ik doe.

 

49 Elisabeth Bogaard tenslotte laat mij de psychologische en spirituele dimensie van het muzische zien. Zij legt daarbij de nadruk op het vermogen van kunst om niet alleen een vrolijk zang- en dansgezicht te laten zien maar ook de angst, het tragische en het mislukken expressief te belichamen.

 

49 Zo wordt iets zichtbaar van de actuele dynamiek in organisaties waarin ik de noodzaak en het verlangen tot tegenkracht en professionele eigenzinnigheid herken.

 

50 Als de advocaten zichzelf niet betrekken in deze relatie en slechts afgepaste diensten leveren, blijft het vreemdelingenverkeer over en weer. Meedoen en erbij betrokken raken is belangrijker dan in een bestuur of sponsor commissie gaan zitten.

 

51 Een dilemma in de zorg is de toenemende druk van marktwerking en verzakelijking in de dienstverlening enerzijds en de tegelijkertijd toenemende vraag naar waarden en kwaliteit in de interactie in de zorgrelatie anderzijds. Professionals staan in die spanning. Ze zullen beide kanten recht moeten doen.

 

51 Wat is daarin leidend: de geslaagde medische handeling of de gedeelde waarde en betekenis?

 

52 Bij deze professionals waar ik mee werk zie ik dat ze in hun beroepsuitoefening ruimte zoeken cq aangesproken worden op het bijdragen aan vakoverstijgende waarden.

 

53 – De eigen stem in het professionele handelen wordt sterker als die kan vertellen over wat er voor hem toe doet, uiting kan geven aan wat hem raakt en weerklank oproept.

- De waarden in het werk nemen toe als er niet alleen aandacht is voor de inhoud maar ook voor de vorm. Door de vorm te versterken krijgt werken het karakter van spelen.

- Meer aandacht voor de fysieke realisatie van het werk, de lichamelijke en materiële aspecten van het maken ervan verdiept de onderlinge verbinding tussen betrokkenen.

- De muzische activiteit van het vertellen, spelen en maken versterkt de eigenheid en overstijgt tegelijk de afgeslotenheid van de individualiteit door te delen.

Muzen werken, over grenzen van disciplines en vakgebieden heen, samen als één. Ze maken hun werk publiek zichtbaar en hoorbaar en dragen daarmee bij aan publieke waarden. Die muzische kwaliteiten wakker ik aan in het professionele handelen. De mythe kan de professional behulpzaam zijn doordat er een handelingsperspectief in zit dat navolgbaar is. Het verhaal als metafoor draagt bij aan het bewust maken van de werking van het muzische.

 

53 Hij begeleidt mij onvermoeibaar in de verbinding tussen het muzisch perspectief als tegenkracht en werken in organisaties.

 

54 Van Kaulingfreks leer ik telkens opnieuw om te waken voor een te instrumentele omgang met het muzische. Het muzische perspectief is ten nauwste vetbonden met ontvangen en ontvankelijkheid. Je kan het muzische niet dwingen er te zijn. Je kan slechts condities scheppen die de kans dat het zich manifesteert vergroten.

 

54 De scheiding tussen systeem en leefwereld waar Habermans zijn denken op baseert, is volgens Kunneman te strak. Dat ontkent de persoonlijke en professionele dynamiek van de professional, die daartussen heen en weer beweegt. Organisaties zullen rekening moeten houden met wat Kunneman “de individuele bestaansprojecten van professionals” noemt. De professional komt volgens Kunnenman niet louter naar het werk om het werk te doen, maar zoekt daarin ook persoonlijk steeds meer zingeving. Daarin uit zich de levende, gepassioneerde en emotionele werkelijkheid van het mens-zijn in de context van praktijken van professioneel handelen. Kunneman werkt in dat verband verschillende begrippen verder uit zoals het verlangen, het onafgestemde en de lichamelijkheid, deze laten zich niet opsluiten in de leefwereld, in de strakke scheiding van systeem en leefwereld zoals Habermans die voorstelt. Voor die persoonlijk-professionele ruimte staat Kunneman op de bres. Dat sspreekt me aan. Het resoneert met mij queeste naar het muzische als tegenkracht.

 

55 Hoe verhoudt het concept Muzische Professionalisering, waar ik aan werk, zich tot Normatieve Professionalisering? Dat is een vraag die gedurende mijn onderzoek regelmatig naar voren komt. Het antwoord is dat beiden hetzelfde doel nastreven, namelijk om de menselijke maat en daaraan verbonden waarden in en tussen professionals in hun professionele handelen te versterken. Muzische Professionalisering heeft met de werking van het muzische, en daarin begrepen de verwijzing naar kunstenaarschap en de manier van werken, echter een geheel eigen ingang ten opzichte van de meer maatschappelijke ingang die Normatieve Professionalisering als vertrekpunt kiest.

 

55 Hoe ver kunnen we muzische kwaliteiten doortrekken in de onderzoeksmethodologie, in de manier van organiseren, in het formuleren van beoogde resultaten en zelfs in de verantwoording en evaluatie ervan? De vraag die HKU en de Baak in het lectoraat delen is hoe de muzische dimensie in onderwijs en opleiden versterkt kan worden.

 

56 Ook daar dus het krachtenspel van enerzijds de institutionele ontwikkeling waarin de organisatie strak wordt getrokken om structuur te brengen, werkprocessen uit te lijnen en onder controle te krijgen, en anderzijds tegenkracht vanuit de professionele praktijk waarin de aandacht in toenemende mate uitgaat naar de menselijke maat, de human values, de professionele eigenzinnigheid en zelfsturing. Hoe doen organisaties dat en hoe doen professionals dat en-en? Hoe komt de professional in dat spanningsvel tot tegenkracht en het vermogen tot onderscheidend verbinden?

 

57 Van nieuwe gespreksontwerpen en vormen van feedback tot een muzische leeromgeving (playground) en reflectie door expressieve belichaming.

 

57 Mijn verlangen om deze zeggingskracht en bredere toepasbaarheid van het muzische perspectief op professioneel handelen te versterken wordt onderweg sterker en sterker.

 

57 Ik wend mij in het bijzonder tot MacIntyre omdat een kritische lezing van zijn werk helpt de morele dimensie en de publieke waarden die in de muzische activiteit opkomen nader duiden.

 

58 Muzen zijn vertellers. Ze bezingen de heldendaden van de Goden. Daardoor worden die daden zichtbaar en tastbaar voor een groter gehoor. Verhalen zijn dragers van waarden, scheppen verbindingen en grotere gemeenschappelijke verbanden. De werking van vertellen is de gewone orde opschorten, ruimte geven aan wat nog niet gekend is, de luisteraar meevoeren in het verhaal.

 

58 […] ze delen de thematiek van de spanning tussen onderscheiden en verbinden. Aan de kant van onderscheiden gaat het om excellent zijn, solistisch optreden, een specifiek eigen profiel neerzetten, hooggespecialiseerd werk uitvoeren, diensten uitvoeren in een eigen niche en maximaal declarabel zijn. De kant van het verbinden gaat om de menselijke maat, over wederkerigheid, over samen werken en co-creatie en over bijdragen aan publieke waarden.

 

59 De professional in de zorg die de harde kant van toenemende marktwerking in de zorg probeert te verenigen met de zachte aandacht voor het gesprek aan bed.

 

59-60 Individualisering. Vanaf Aristoteles tot aan de Verlichting heeft er volgens MacIntyre altijd een op gedeelde waarden gebaseerde samenhang bestaan tussen individuele bijdragen en de bijbehorende gemeenschappen waarin individuen gesitueerd worden. Onder invloed van de rede en rationaliteit die het toneel gaat beheersen, begint in de Verlichting deze samenhang volgens MacIntyre uit elkaar te vallen. De opkomst van de liberale markteconomie versterkt dat proces totdat er slechts fragmenten en brokstukken moraliteit overblijven. Het menselijk individu komt daarin steeds meer centraal te staan als moreel oordelend subject. Het organisch functioneren van deugden, dat eerder tussen mensen werkzaam is dan in individuen, verdwijnt.

 

60 Als ons oordeel individueel en door emoties gedreven is kunnen we ons niet langer ergens gemeenschappelijk op beroepen. De individuele mens wordt de maat der dingen. Dat heeft consequenties voor de verhoudingen tussen mensen. De gemeenschap definieert niet langer de relaties, maar de individuen zelf. Dat leidt volgens MacIntyre tot instrumenteel handelen. Mensen percipiëren hun medemensen als middel tot het realiseren van een doel en niet als doel in zichzelf. Het emotivisme, dat volgens MacIntyre bij Hume begonnen is, heeft zich diep in onze cultuur genesteld. Zelfs al geloven we er niet in, zelfs al willen we het niet, we handelen ernaar. MacIntyre stelt dat deze op het individu geconcentreerde denktrant en het instrumentele handelen dat eruit voorkomt diep en fundamenteel in ons zelfbeeld verankerd zijn geraakt. Dat werkt door in alle aspecten van hoe we leven en werken. Om dat te onderbouwen schets MacIntyre een aantal beroepsbeelden (characters) waar de sociale en morele dimensie van de publieke waarden uit verdwenen lijkt te zijn. In de manier waarop die karakters zich ontwikkelen wint de individualiserende kracht van het onderscheiden het van de gemeenschappelijkheid van het verbinden.

 

60-61 Daarin zijn karakters de in verschillende stukken weerlerende en voor het publiek herkenbare personages, die als voorbeeldfiguren de denkbeelden, opvattingen en de normatieve kaders belichamen. Een karakter definieert MacIntyre als een combinatie van enerzijds een sociale rol die betekenis heeft door waarden die erin worden uitgedrukt; en anderzijds de persoonlijke inkleuring daarvan door het individu.

 

62 Onze tijd beschrijft MacIntyre vervolgens aan de hand van drie karakters, waar de sociale substantie, het uitdragen van gedeelde waarden, uit verdwenen lijkt te zijn. Ze zijn herkenbaar aanwezig in de literatuur en het openbare leven.

- De rijke estheet zet de wereld naar zijn hand. Geeft geld uit aan eigen plezier en vertier. De relaties die hij aangaat zijn consument- en gebruiksrelaties, dienstbaar aan zijn eigen streven.

- De manager moet een eigen bedrijf runnen, een klus klaren en zijn resultaten halen. De verbindingen met werknemers worden instrumenteel ingericht om aan de doelen van het werk bij te dragen.

- De therapeut is het derde karakter. Ook deze gaat een instrumentele relatie aan met zijn cliënt. Ook al gaat dat op het persoonlijke vlak ver en diep en kan de cliënt er zich door ontwikkelen, de relatie blijft neutraal en instrumenteel.

Deze drie karakters zijn volgens MacIntyre instrumenteel in hun professionele handelen. Ze missen een op publieke waarden gebaseerde publieke en morele dimensie. Karakters als voorbeeldfiguren voor gedeelde publieke waarden verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt een instrumenteel rollenspel. Dat rollenspel draait niet op wederkerigheid, maar op de transactie van de dienst die je elkaar levert. Waarachtig is daarin niet langer wat goed is, maar wat werkt.

 

63 Volgens MacIntyre ondergraven we met dit instrumentele rollenspel onze sociale betekenis en de aanspreekbaarheid (accountability) op ons morele handelen. Daarmee verdwijnt, in de termen die ik in dit boek gebruik, tegenkracht uit het professionele handelen. De publieke waarden raken hier op de achtergrond.

 

63 Ik volg deze uiteenzetting van MacIntyre op de voet, omdat ik opzoek ben naar de potentiële ruimte in het professionele handelen en de bijdrage die dit kan leveren aan publieke waarden,

 

64 De omgevormde ‘mens-zoals-die-is’ wordt door de deugden geholpen zich te vervolmaken tot de ‘mens-zoals-die-zou-kunnen-zijn’.

 

64 MacIntyre wil het idee van een doel en richtbeeld behouden maar kan dat, na de Verlichting, niet langer metafysisch en religieus onderbouwen. Daar komt zijn visie op narrativiteit en vertellen uit voort. Daarin blijven doel en richtbeeld bestaan in relatie tot het zich voortdurend ontwikkelende verhaal dat de mens, als een narrative quest over zijn leven vertelt.

 

65 MacIntyre laat zien hoe deugden in het schema van Aristoteles werken om de ongevormde mens te brengen tot de mens die hij zou kunnen zijn. Deugden zijn daarin volgens MacIntyre individuele kwaliteiten die betekenis krijgen en werkzaam zijn in intrinsiek gemotiveerde sociale verbanden: in gezelschap.

 

65 Het gaat bij de deugden om menselijke kwaliteiten die werkzaam zijn in een groter gemeenschappelijk verband.

 

65 Deugden als eerlijkheid, moed en rechtvaardigheid komen volgens MacIntyre in praktijken door toewijding, oefening, herhaling en interactie gaandeweg tot bloei in het werk. Ze komen niet op afspraak maar ontstaan organisch vanuit het doen van prijktijken.

 

66 […] Middel en doel vallen als het ware samen.[…] Het doen van praktijken draagt bij aan zin en betekenis voor degene die het doet. […] Virtues are dispositions not only to act in particular ways, but also to feel in particular ways (…) moral education is an ‘education sentimentale’

 

66 Praktijken krijgen hun kwaliteit door de individuele deugden, die werken in een sociaal verband. Mee-doen aan een praktijk is vergelijkbaar met deel-nemen aan een spel. We (be)oefenen excellentie, moed, eerlijkheid, rechtvaardigheid, loyaliteit omdat het spel/ de praktijk er beter van wordt. Aan het handelen in praktijken is dus onlosmakelijk een morele dimensie verbonden.

Reacties