formeren onderzoekgroep

De invalshoek in onze groep binnen de Goed Werk Expeditie is die van de ‘eigenzinnige professional’. Hoe kan eigenzinnigheid in het werk bijdragen? We hebben na een paar uur werken afgesproken dat we allemaal een brief over onze vorderingen schrijven aan een familielid of geliefde. Fragmenten uit mijn brief over de opzet (Bart van Rosmalen)

Op dinsdag 10 september 2019 hebben we met elkaar besproken hoe we een gezamenlijke onderzoekgroep zouden kunnen vormen. Hoe we zouden kunnen werken? Want ieder van de aanwezige zes deelnemers (een paar waren er niet bij) werkt bij een andere organisatie (overheid, zorg, hoger onderwijs, lager onderwijs, kunstvakonderwijs).

Ik ben gaandeweg het overleg steeds enthousiaster geworden omdat dat wat ieder inbracht om aan te willen werken steeds concreter werd. Annemiek werkt in een complexe crisisachtige situatie (bestuur weg, interim etc. en veel wantrouwen). Er moet gewerkt gaan worden aan ‘elkaar opnieuw leren kennen’, mensen die elkaar echt ontmoeten, gedeelde waarden opbouwen. Maar hoe doe je dat? En Annemiek die het inbrengt vraagt erbij ‘hoe doe ik dat’? Hoe kan ik die eigenzinnige ontwerper zijn? We spreken erover hoe ze stukjes van haar ontwerp de volgende keer kan inbrengen en hoe we daar dan samen aan kunnen werken in co-creatie. En hoe onze verschillende en soms ook muzische invalshoeken kunnen helpen om de interventies stevig en verrassend te maken.

Daarna komt Maurice samen met Ingeborg. Ze willen werken aan een stepping stone, een tussenruimte, een shelter waar de wij/zij tegenstellingen die overal in de organisatie optreden kunnen worden overbrugd. Maar hoe doe je dat? Zelfs het sturen van een email is al een wij/zij, want degene die stuurt heeft iets van de macht om te zeggen ‘kom maar in mijn huisje’. Dus ook hier een ontwerp vraag die doorwerkt tot in de kleinste details. Kan je in een wij/zij veld een verbindend initiatief nemen en hoe doe je dat dan?

Ik kan niet alle vragen uitschrijven maar stip ze kort aan. Josje werkt in haar organisatie aan vakgenootschappen. Ook een vorm om inhoudelijk betekenisvolle verbindingen tussen professionals te laten bestaan. En Petra heeft een vraag die over het op pad sturen van onderzoekstudenten gaat. Hoe kunnen die studenten niet alleen van buitenaf observeren maar werkelijk ‘kennis maken’ met de mensen die ze onderzoeken. Dat brengt nieuwe en ongebruikelijke manieren van onderzoek in beeld. die vragen hebben we allemaal meegeschreven dus daar is nog steeds toegang toe.

Als ik aan de beurt ben aarzel ik. Wat moet ik nu inbrengen. Want ik ben deelnemer, maar maak ook deel uit van de ontwikkelgroep van de Goed Werk Expeditie en ben samen met Illya de lead in deze groep. Daarom besluit ik de vraag te stellen ‘wat kan ik voor jullie betekenen’ ‘wat verwachten jullie van mij’? Ik krijg hele betekenisvolle dingen terug over wat ik kan bijdragen: ‘indringende vragen stellen die me op een ander spoor zetten’, ‘daag mij uit’!, ook over de taal en de woorden die ik gebruik en het spelelement dat ik inbreng. En dat ik de linking pin ben naar de groep van zeven reisleiders. En hoe Illya en ik samen een duo zijn met complementaire inbreng. Dat spreekt mij aan. Ik ervaar dat ik meer duidelijkheid krijg over mijn rol in deze groep.

Daarna vertel ik aansluitend over de vier invalshoeken van een muzisch perspectief op onderzoek. En hoe dat kan bijdragen aan ‘onderzoekend handelen’. Dat iets maken en maakproces kan bijdragen aan:

  • de persoon die zichtbaar wordt, zichzelf op het spel zet en instapt. Stukje zelfonderzoek dat daarbij als vanzelf om de hoek komt.
  • manieren van werken die echte co-creatie verder brengen. Werkelijk ‘samen’ onderzoekend werken.
  • de andersoortige kennis en betekenis die opdoemt als je ook lichamelijk werkt of met spullen. (lichamelijke, materiele, sensibele kennis)
  • wat je er (van het onderzoek) uiteindelijk van maakt. Hoe je het deelt met naastliggende praktijken die er iets aan kunnen hebben. En hoe dat vorm krijgt.

Dan last but not least dat ik het leuk zou vinden om af en toe andersoortige teksten te agenderen zoals een tekst van Xenophon over socrates die een courtisane bezoekt om met haar te spreken over verleiding (een heel belangrijke kwaliteit voor eigenzinnige professionals om anderen te verleiden in iets te stappen wat je nog niet kent) en misschien wel een stukje Foucault over ‘kritiek’ en de moed tot waarheid. We zijn benieuwd merk ik wat dat gaat brengen.

Nu weten we dus dat we vanaf vandaag daadwerkelijk materiaal, ontwerpen en vraagstukken gaan inbrengen als we elkaar weer ontmoeten. Dat de kwaliteit van de inbreng mede bepaalt hoe goed we eraan kunnen werken. 

En dan blijven er nog twee vragen over. Daarmee lopen we naar buiten om even te dwalen langs rotsoord (prachtige buurt in Utrecht).

  • hoe doen wij in ons groepje dan onderzoek?

Bij deze eerste vraag stellen we vast dat elk van onze werkprocessen waarover we verteld hebben gekenmerkt wordt doordat je (eigenzinnig) iets uitprobeert wat je anders niet had gedaan. We spreken af dat we met die grote of kleine interventies systematischer zullen omgaan: vooraf bedenken wat je van plan bent, uitvoeren, achteraf iets schrijven/maken over hoe het ging. En in dat schrijven een vaste opzet:

  • feitelijk narratief (wat was wat gebeurde)
  • inzichten die er uit spreken
  • een beeld erbij misschien. Of andere verrijking.

Zo maak je gaandeweg een verzameling van ‘items’ die voor jou persoonlijk betekenis hebben. Later kan je dan selectie en samenstellingen gaan maken uit die verzameling.

  • En de tweede vraag: wat maken we ervan? Wat de vraag naar opbrengst in juni betreft zien we voor ons dat we een losbladig ‘boek’ hebben. Naar de metafoor van het herbarium. Daar zitten dan een paar verbindende teksten in die een groter licht laten schijnen op eigenzinnige professionaliteit. En een aantal casusposities zijnde de concrete praktijkopgaven waar onze groep aan werkt, een aantal ontwerpprincipes voor interventies etc.

Op de weg terug van onze wandeling roep ik nog tegen wie het horen wil dat ook als je zogenaamde ‘maakenergie’ ervaart (ineens willen tekenen, een verhaaltje schrijven) die dan niet af te remmen maar te volgen. En dat ‘maken om te maken’ dus zonder direct doel en ook nog niet onderzoekbaar gewoon te laten gedijen. Zien we later wel of dat iets toevoegt en te betekenen heeft en hoe dan.

Tenslotte opper ik nog de mogelijkheid dat we net als andere groepen tussentijds een of meer keren een middag of een dag afspreken om de diepte in te gaan. Daar wordt met instemming en animo op gereageerd.

Bart

 

 

Reacties