Symposium 'Biesta in de praktijk' van 29 september
Een paar dagen voordat ik het bovengenoemde symposium zou bijwonen krijg ik een berichtje van een van de mogelijkmakers daarvan, Rob van der Poel van het NIVOZ. Hij vraagt of ik verslag wil doen van mijn bevindingen tijdens dit symposium waarin het verschijnen van het boek Biesta in de praktijk gevierd wordt. Natuurlijk wil ik dat doen, antwoord ik.
In de aanloop naar de bewuste regenachtige woensdagmiddag in het Theater Maitland tussen Driebergen en Doorn luister ik verschillende podcasts waarin professor Gert Biesta geïnterviewd wordt, zowel Nederlandse als Britse. Ook hij heeft een recente boekpublicatie: World Centered Education. Ik kan erg genieten tijdens het luisteren naar die gesprekken van Biesta's vermogen om via de taal telkens een nieuw perspectief te openen op de staat van het onderwijs en waartoe onderwijs bedoeld is volgens hem. Hij is erg goed in het terzijde stappen bij vragen met polariserende toon, zoals je van een academicus mag verwachten. En tegelijkertijd weet hij de morele lading van zijn boodschap toch over te brengen door een ander licht op de kwesties te werpen waarin wel een urgentie en een krachtig appel voelbaar wordt.
Soms doet hij dat door een mooie anekdote uit het werk van een andere onderwijsdenker aan te boren zoals bijvoorbeeld de Britse Homer Lane die een gefrustreerde leerling zijn horloge geeft om kapot te slaan. (Dit voorbeeld pronkt ook op de website van het NIVOZ zelf en is eveneens terug te vinden in het boek.) Een andere keer gaat het om recente gezichtspunten van Franse of Duitse pedagogen van wie hij concepten introduceert in het gesprek. En hoeveel ernst je ook zou kunnen leggen in de bespreking van een waardevol pedagogisch concept, toch klinkt er bij Biesta steevast een zekere speelsheid en verwondering in door. Dat is een gave die maakt dat ik met grote ontvankelijkheid luister en mijn eigen ja-maar's even verstommen. Hetzelfde gebeurt tijdens het symposium tijdens de lezing van Biesta die hij via een internetverbinding vanuit Edinburgh aan ons geeft. Hetzelfde gebeurt als Anouk Saleming en Bart van Rosmalen tot ons spreken, zingen en spelen en ons beelden tonen wanneer zij pedagogische thema's of wat er besproken is tijdens een programmablok van het symposium, nog eens de revue laten passeren, maar dan begeesterd door de muzen. In zijn lezing noemt Biesta deze gave zelf 'de dubbele waarheidsvinding', de gave van de didactiek. Hij grijpt onze aandacht door een provocerende vergelijking tussen koeien uitmelken en onderwijs als melkfabriek. Daags erna noemt Bart deze gave in wat hij schrijft 'de pedagogische enscenering van de kunsten'.
resonantie
Mijn HU-collega Ernst van den Bosch die er ook bij is, schrijft in reactie op Barts artikel:
'Kunst is niet benieuwd naar begrepen worden, maar zoekt naar resonantie, naar de ontvanger als gift. Ik liet me gemakkelijk vinden. De dubbele waarheidsvinding zat zo mooi in de output zelf en in de navolgbaarheid van het maakproces door Bart en Anouk. Met de tijdsdruk in relatie tot de output zetten zij zich zelf in en werd ik gewezen op mij zelf, uitgenodigd mijn geresoneerd zijn toe te mogen voegen. Het hoge trillingsgetal van Biesta in de praktijk. De pedagogische opdracht van de kunst.'
Voor mij klinkt hierin door dat Ernst iets ontvangen heeft, niet alleen in zijn intellect, maar ook in zijn andere vermogens als professional, als mens. Ik lees deze regels haast als een spontaan gedicht. Daar word ik mij van bewust als een ander op LinkedIn erop reageert met de vermaning dat waar kunst op uit is, iets is wat men zeker zelf mag bepalen. Die reactie irriteert mij in eerste instantie, maar als ik even nadenk dan ontdek ik hierin ook iets interessants: kennelijk kan iets als 'waarheid' klinken voor een kring waarbinnen deze tot klinken is gekomen. Wie daar van buitenaf naar kijkt, moet het misschien alleen met woorden doen. Dan zijn het 'dode letters' die nieuw leven ingeblazen worden als ze worden gelezen. Filosofe Hannah Arendt maakt hier een punt van in haar boek The Human Condition:
'The reification which occurs in writing something down [...], without which no thought can become a tangible thing, is always paid for, and that the price is life itself: it is always the "dead letter" in which the "living spirit" must survive, a deadness from which it can be rescued only when the dead letter comes again into contact with a life willing to resurrect it, although this resurrection of the dead shares with all living things that it, too, will die again.' (p. 169)
kring
Vanmorgen lees ik met mijn studenten twee pagina's uit dit werk van Arendt. Voor de meesten onder hen is dit punt het meest interessante wat ze eruit halen. Ze schrijven hun gedachten erover nog even op. Bespreken dit met elkaar en verbinden hun bevindingen aan een gedicht dat ze vandaag hebben meegebracht. Ook dat lezen ze voor, meerdere malen zelfs. Via een aantal, op het oog willekeurige stappen, (voordagen, schrijven, iets maken, bespreken, gezamenlijk een fysieke kring van maaksels en tekstregels laten ontstaan, componeren en op muziek om de beurt weer voordragen,) werken we toe naar momenten van resonantie zoals Ernst dat noemt. Wat we in feite doen is een kring vormen waarin 'het midden' gevuld raakt met levende aandacht en anticipatie, iets wat ontvankelijkheid aanwakkert. Als hun docent, is dat waarop ik mik, maar het is bij aanvang hoogst onzeker of we daar wel uitkomen. En als we daar uiteindelijk arriveren is alles wat er gedeeld en opgedaan wordt voor mij ook volstrekt nieuw. Ik had het niet kunnen bedenken van tevoren. Een van de studenten komt na afloop naar mij toe en zegt: 'Hoe is het toch mogelijk dat het werkt?'
Volgens Biesta zit dat openbarende ook het kunstenaarschap van de leraar. Dat raakt aan 'de derde gave' van onderwijs: de student zichzelf geven, de student 'een zelf' laten zijn.
puzzelen
Met Ernst zat ik een week na het symposium in de kroeg door te bomen op de waarde van Biesta's filosofie voor de praktijk. In het bijzonder puzzelen we op welke rol toetsing kan spelen en waar toetsing de boel juist pedagogisch in het slot kan gooien. Drie verschillende bierviltjes liggen op tafel waarvan elk een eigen doeldomein van onderwijs voor moet stellen: kwalificatie, socialisatie en subjectivicatie. Ze liggen zelden stil. Ze zijn niet dood, maar levend. Telkens zoeken we voorbeelden van hoe toetsing eruit kan zien waarin alle drie die doeldomeinen versterkt worden. Het knelt snel, maar dat maakt het juist leuk voor ons. Wanneer een vriend van mij koud aanschuift met wat verhalen over zijn werkpraktijk als editor van documentaires en films, begint het pas echt te knetteren. Ernst onderwerpt mijn vriend aan een spervuur van verdiepingsvragen over zijn professionele keuzes en dilemma's, ondertussen steeds wijzend naar een van de viltjes terwijl hij mij knikkend aan kijkt. Hier komt de filosofie van Biesta in de praktijk door in een kroeggesprek de beroepspraktijk van iemand te onderzoeken op waar kwesties van pedagogische waarde verschijnen en hoe ons hbo-onderwijs daar op zou kunnen voorbereiden. Het is een totaal onverwacht gesprek, maar ik zou willen dat ik meer collega's als getuige ervan had gehad.
Het is dit pendelen tussen theorie en praktijk waar ik op anticipeerde woensdag 30 september; pendelen tussen de dingen die je gegeven worden in het moment -dingen die via resonantie en ontdekking tot je komen- en de 'dode letters' van filosofie die springlevend worden zodra je daar je aandacht aan schenkt, je stem aan verleent, van bezieling voorziet door ze als levende aanwijzingen te behandelen. Net als die drie bierviltjes.
Maar dat lukt niet altijd.
schetsen
Wanneer ik arriveer in het Theater Maitland krijg ik als eerste een pagina uit Biesta in de praktijk in handen. De opdracht is om een zin te kiezen die iets sterks oproept en die te annoteren en vervolgens op te hangen op een van de borden. Daar ben ik helemaal voor te vinden. De opening van Anouk en Bart daarna maken mij nog ontvankelijker. Ik begin mee te schrijven en te schetsen als de dagvoorzitter verschijnt. En bij het vraaggesprek met de auteurs stokt het voor mij een beetje. Ik krijg nét niet de betekenisvolle ervaringen van het schrijfproces of de evoluerende intenties achter het boek in beeld. En ik krijg ook nét geen zicht op de inhoud van het boek zoals toen ik bij binnenkomst gekieteld werd met een pagina. Je zou kunnen hopen dat men verrassende inzichten of nuances deelt over de drie pedagogische gebaren van onderbreken, vertragen en ondersteunen. Van een van de auteurs Jelle Ris weet ik wat meer over de totstandkoming van het boek. Wij hebben samen voor de zomer ook die nuances en toepasbaarheid van die gebaren verder onderzocht. Misschien dat daar een deel van mijn honger door te verklaren is. En het feit dat Biesta zelf meekijkt en een lezing zal gaan geven tegen het eind stelt mij inhoudelijk gerust. Wat wel lukt is een klein inkijkje krijgen in enkele praktijken. Een schoolleider en een van zijn docenten delen hun onderwijsfilosofie en hoe ze die doorvertalen naar de praktijk. Daar zit best veel tussen wat ik hoopvol vind klinken. Ook deelt een docente haar manier om haar leerlingen te activeren middels het opzetten van een boekenwinkel die zij runnen als klas. Daar zit een zekere wereldgerichtheid in zou je kunnen zeggen. Al lijkt in haar verhaal dat het feit dat ze niets hoeft te doen om hen te motiveren vooral de pedagogische winst te zijn. Je kon voelen in de zaal dat men verlangde naar een nog verdiepender gezichtspunt.
Gelukkig ligt er nu iets met die belofte. Iets wat een verfijndere blik op onze eigen onderwijspraktijk zou kunnen werpen: het boek.
Inmiddels zijn we 2,5 week verder. Het even geduurd voordat ik Rob iets kan schrijven over mijn ervaring op het symposium. Waarom dat niet direct lukte, weet ik niet helemaal precies. Maar misschien heeft iets te maken met dat de inhoud niet op het podium verscheen, door bijvoorbeeld even voorgelezen te worden uit het boek. Of dat de schrijvers en de docenten niet volledig in het spel gebracht werden doordat zij telkens moesten reageren op vragen van anderen. Wat zou er gebeuren als je de praktijk even (na)speelt in het theater. Of wat gaat er resoneren als de schrijvers een moment uit hun schrijfproces ensceneren?
Wat Gert, Anouk en Bart deden vormde mede daarom misschien ook wel een groot contrapunt: ze brachten zichzelf in het spel door risico's te nemen in de vorm. Hoe zit dat nou precies bij onderwijsmensen? Laten die zich wel ensceneren buiten hun lokaal? Zit hun kunstenaarschap vooral in het intieme van de pedagogische relatie tot hun leerlingen? Vraagt dat weer wezenlijk wat anders dan en plein public je praktijk of handelen tentoonstellen? Dat zijn vragen die ik ook meeneem uit dit symposium. Door een aantal jaar te werken met een 'muzisch perspectief' voel ik me minder handelingsverlegen op een podium. Daar kan ik ook collega's in meetrekken, een beweging die je van praktijk naar podium zou kunnen noemen. Zo bewegen we van de 'dode letters' naar 'levende filosofie' die praktijken 'in beweging' brengt die vervolgens op 'een podium' mag leiden tot 'resonantie' (met ruimte voor een krasse dissonans) of een nieuw hiaat waar vragen uit geboren worden.
Misschien leidt het wel weer tot een nieuw boek.