Werkvorm: doel of middel?
Is deel van: Werkvormen - waarom zoveel aandacht?
Als werkvormen worden ingezet is dat meestal met een doel. Alleen het woord ‘ingezet’ verraadt al het instrumentele denken dat erachter zit. ‘Als we dít doen, dan is dát de uitkomst’. Zoals: Brainstormen om op nieuwe gedachten te komen. Een goede oefening om kennis te maken. Even iets fysieks doen om de after lunch dip te pareren. En zo verder. Dit boek doet dat ook. We prijzen elke werkvorm aan vanwege de bijzondere werking die ervan te verwachten is. Heb je last van te veel oppervlakkig overleg? Doe dan de contemplatieve dialoog? Wil je dat mensen met wie je werkt meer ‘instappen’? Denk dan eens aan werken met bronnen of met voorbeeldfiguren. Blijven mooie gedachten die zijn opgekomen teveel in de lucht hangen? Doe dan de reflectie vorm om inzichten te verzamelen. Maar die instrumentele inzet en dus ook de bedoeling van dit boek schieten op een fundamenteel punt ook te kort. We reduceren werkvormen tot een middel om een doel te bereiken. Maar werkvormen hebben of misschien nog beter ‘zijn’ ook zoiets als een doel in zichzelf.
Elke werkvorm brengt mensen bij elkaar in de vorm. Elke werkvorm speelt zich af zoals een spel zich afspeelt. Er is een begin, een midden en een eind. In de werkvorm zijn we deelgenoot, we hebben er een aandeel in. We maken de werkvorm mee. De werkvorm schept gedurende zijn looptijd een gemeenschappelijk verband. Zelfs het besluit van een deelnemer om niet mee te doen kan daar aan bijdragen doordat het betekenis krijgt voor de groep van dat moment. Elke werkvorm wekt (als het goed is) naast de extrinsieke bedoeling (inzichten op een rijtje, kennismaken, verdiepen) ook een interne motivatie en betrokkenheid op: het uitvoeren van de vorm zelf. Dat is de brandstof van de vorm. De opvoering schept andere relaties tussen de betrokken.