Ansichtkaart
De jongen stuurt het meisje de wereld
het stuk dat zij, vanuit haar raam, niet kan zien
ook niet als ze op haar tenen gaat staan
Het meisje houdt de wereld in haar handen
dat nieuwe stuk dat ze niet kent
alleen de blik waarmee het in haar handen is gelegd, kent ze
ze gaat op haar rug liggen
ze legt de wereld op haar buik
en slaat haar handen er om heen
ze ruikt het zand, de zee
het zweet van onbekende lichamen
ze hoort de stilte van de bergen
ze is blij met de regen die daar ook valt
ze weet dat afstand niets zegt over nabijheid
de lakens van haar bed voelen verder weg dan de jongen
die in haar verbeelding zijn lichaam om haar heen krult
ze hoeft haar huis niet uit om een reiziger te zijn
ze wiegt de wereld op haar buik
en stelt zich al het leven voor dat nu tussen haar en hem in zit