beginnen: potlood en papier
Wat heb ik gedaan?
Waarom heb ik het gedaan?
Wist ik wat ik deed?
Ik kon niet meer terug toen ik eenmaal begonnen was.
Het papier gepakt en klaargelegd.
Het potlood zorgvuldig geslepen. Heel precies en scherp.
Alles daaromheen weggelegd.
Wist ik wat ik deed en waarom?
Het papier is wit. In mijn hand potlood: zwart.
Zonder iets aan grijs daar tussen.
Wit en zwart.
Doen of niet?
Beginnen is doen en niet niet- doen
Niets daartussen.
Dus?
Ja ik zet een kras.
Nu!
Precies op dit moment. Onomkeerbaar.
De kras snijdt zijn zwart in wit.
Potlood doet alles, papier doet niets.
Gelatenheid.
Niets terug kunnen zeggen.
Niets in te brengen.
Niet eens een stil verzet.
Zó alles te verliezen.
Ík ben begonnen, ik geef het toe, wist niet wat ik deed en waarom maar ik héb het gedaan.
Wat rest is de herinnering.
Elke dag opnieuw op de vierkante meter waar ik leef begin ik opnieuw
En dan dringt het tot me door.
Dat jij mij vergeeft en niet zo stil en weerloos bent als ik altijd heb gedacht.
Je sprak wél, maar ik hoorde het niet.
Elke kras, elke punt, elke veeg die ik zette was er die samenklank.
Van potlood en papier.
Van jou van mij.
Onlosmakelijk en verstrengeld.
Zo kwamen wij tot klinken.
En nu pas kan ik beginnen.
Beginnen te horen.
Nu pas, nu ik jou voorgoed verloren heb.
Drieluik
Dat wat verloren gaat, dat wat ons toevalt, dat wat zich ontvouwt
1- dat wat verloren gaat
Panelen
Daar hingen ze op
De schilderijen toen ze geverfd werden
Nu zijn ze weg, de schilderijen
Alleen de randen zijn gebleven
Waar de verf over het papier ging
Scherp waar het papier ophield
Vlammen en vegen waar geen grens meer was
En de vergeten namen van de makers van toen
Luca, Erik, Liz, Ciska en Mo
En één los woord
Een gebiedende wijs: paint, schilder!
Alsof je leven ervan afhangt
Of een zelfstandig naamwoord. Paint
resten van een verfwoord
Dat verloren ging
Ook jouw naam staat er tussen
Dat raakt me
Want jij bent niet vergeten, nooit toch?.
Zonet zag ik je nog
En zo zal ik je weer zien,
ja toch?
Voorgoed
Wat doet jouw naam dan daar?
Tussen dat wat vergeten is
En ons overblijft?
Ik verzamel van alles onderweg
Namen, woorden , cijfers, touw, plakband en stenen
Maar jouw naam
Zeg ik nu niet hardop.
Die laat ik bewust achter
Zo neem ik haar met me mee
2-Dat wat ons toevalt
Later en verderop
in een weiland
de laatste zon
groen van bloeiende grassen,
paars van robertskruid,
geel van boterbloem, madeliefje en paardenbloem
Zichtbaarheid
Zichtbaarheid
Er is een essay van Italo Calvino dat zo heet: zichtbaarheid
Wat gaat aan beginnen vooraf?
Hij citeert een zin uit de Goddelijke Komedie van Dante
Poi piovve dentro l’alta fantasia
Toen daalde er naar de diepten der verbeelding XXVII25.
Calvino onderzoekt hoe nog voor de woorden die hij schrijft het beelden zijn die hem invallen, beelden die hem toevallen.
Zichtbaarheid van de innerlijke verbeelding
Dante gaat net als Orpheus door het donker
De diepte van het donker in
De diepten der verbeelding
Éen moment nu terughouden nog
De adem inhouden
Op de drempel. Alles of niets
Nog niet begonnen
Ik slijp de punt van het potlood,
Scherp, vlijmscherp
Langer dan nodig
Met meer aandacht dan anders
Het slijpsel daalt
Als een zachte zwarte regen
daalt het slijpsel
naar het witte papier
De adem inhouden
3- dat wat zich ontvouwt
Dan
In het laatste licht
verschijnt de tekening van mijn hoofd
een bewegende schaduw op het papier
niet meer dan dat
Een grijze dans
Omhulling
Zonder ogen om te zien,
Zonder mond om te spreken
Slechts randen van oren om te horen
Het masker van gisteren afgelegd
De wanhopige woorden verstomd
beginnen te horen
Nu pas,
Beginnen te horen
Mijn zichtbare schaduw
In het wit