In het najaar van 2017 ging de eerste Werkplaats Muzisch Onderzoek van start, getrokken door een aantal enthousiaste mensen en institutioneel gedragen door een drietal lectoraten.
Hoe kunnen we de muzen aanwakkeren in het doen van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek? Hoe kunnen we muzische interventies in sociale systemen op waarde schatten en op zo’n manier onderzoeken dat we ze niet instrumentaliseren? Hoe vormt muzisch werk eigenlijk op zichzelf een vorm van onderzoek dat inzichten oplevert? We formuleerden de vragen op verschillende manieren, maar ergens hadden ze een gezamenlijke motivatie. De muzen bevatten een eigenaardige, misschien kunnen we zelfs zeggen ‘geheimzinnige’ kracht. Die kracht werkt door in de manier waarop we de wereld waarnemen en de ander deelgenoot maken van onze inzichten. Die kracht werkt door in de manier waarop we elkaar ontmoeten. Die kracht heeft ook invloed op de wijze waarop we ons werk vormgeven. Hoe kunnen we de muzen verbinden aan het onderzoeken, zodanig dat het onze kennis (over onszelf, over de wereld en ons handelen in die wereld, en zelfs onze kennis over kennis) verrijkt?
De fascinatie die in al deze vragen verborgen ligt, laat zich voor mij uiteenvouwen in negen redenen om als lector Begeleidingskunde, verbonden aan de Master Begeleidingskunde Hogeschool Rotterdam, mee te doen aan dit initiatief. Waarom verbind ik mij vanuit de Begeleidingskunde aan het Instituut voor Muzisch Onderzoek? Hoe sluit dit aan bij het doel van het lectoraat Begeleidingskunde, namelijk bij te dragen aan de humanisering van het georganiseerde leven?
Beweging
De motivatie die als het ware het meest op de voorgrond ligt, is de proceskracht die uit gaat van de muzen. Het zingen van hen nodigt uit tot meebewegen, tot meezingen, tot vervoering zelfs! Het is deze kracht die zo verleidelijk is voor het begeleidingskundige werk. Hoe brengen we de mensen in beweging? Hoe brengen we onszelf in beweging, opdat we daarmee weer anderen in beweging kunnen brengen?
Doorgaans, met ons rationele brein, willen we eerst de richting weten. Daarover gaan we dan discussiëren en dat willen we dan vastleggen in visiedocumenten, missionstatements en beleidsnotities om vervolgens op grond van die richtingwijzers koers te kiezen. Bewogen door het zingen van de muzen worden we gestimuleerd om een andere weg te bewandelen: als we nu gewoon eens eerst in beweging komen, dan ontstaat vandaaruit de richting wel. Als je begint met het maken van muziek, dan ontwikkelt zich een melodie. Als je begint met het kneden van de klei, dan ontstaat er als vanzelf wel een figuur. De bewogenheid zelf brengt ons in beweging en voedt ons vertrouwen in een ander weten. Noem het emergentie: het ontdekken van een richting die als het ware opkomt uit de beweging zelf, omdat die daar blijkbaar reeds in besloten blijkt te liggen.
Verbinden
In de beweging is er het plezier. In het plezier is er de verbinding. De muzen kussen de homo ludens in ons wakken; door hen komt de spelende mens tot leven! Spelen, dat betekent onvermijdelijk: samen spelen. Spel is vrijwel altijd: samenspel. Ook deze verbindende kwaliteit van de muzen is voor de begeleidingskunde zeer aantrekkelijk.
Naast de vraag naar wat ons motiveert, dat wat ons beweegt, is er in de begeleidingskunde ook altijd de vraag naar wat ons engageert, dat wat ons van binnenuit verbindt. Het bezingen van de daden van de goden is naar zijn aard cultuurvormend en daarmee gemeenschap stichtend. Meedoen met het Instituut voor Muzisch Onderzoek is voor mij als begeleidingskundige dan ook ingegeven door de wens om via onderzoek bij te dragen aan onderlinge verbondenheid in organisaties, aan sociale samenhang en maatschappelijke cohesie. Mijn veronderstelling is dat dat beter lukt als we het muzische aspect in het begeleidingskundig handelen en begeleidingskundig onderzoeken meer ruimte geven.
Durf en eigenheid
De wijze waarop de genoemde verbinding tot stand komt, loopt via de weg van de eigenheid en creativiteit. Spel is inderdaad wezenlijk samenspel, maar het is dat op een manier die ieder aanzet om zichzelf op het spel te zetten.
De muzen verbinden, maar doen dat door het eigene op te roepen en de creativiteit te stimuleren. De muzen brengen ons niet alleen bij elkaar, maar ook bij onze eigen oorspronkelijkheid. Dat blijkt ook voorwaarde voor die wezenlijke verbinding. Dit eigene kan zelfs (en niet zelden bovendien) het karakter krijgen van het eigenzinnige, het eigenwijze en daarmee ontregelende. Ook deze kwaliteit van het gezang van de muzen is voor mij als begeleidingskundige zeer aantrekkelijk: ieder wordt uitgenodigd, meer nog, wordt gestimuleerd en verleid om het eigen gezicht te laten zien, de eigen stem te laten klinken en het eigen lied te zingen, en dus zelf scheppend mee te doen. Muzisch onderzoek is naar de aard der zaak dan ook altijd onderzoek waarin de creatieve eigenheid van de betrokkenen recht gedaan wordt en waarin die scheppende beweging van binnenuit gestimuleerd wordt, zodat die zich nog meer dan voorheen gaat manifesteren. Muzisch onderzoek is onvermijdelijk actieonderzoek.
Diversiteit
De eigenheid en de durf om die uniciteit ook scheppend te laten zien, leidt noodwendig tot diversiteit en veelkleurigheid.
De negen muzen zelf vormen natuurlijk op zich al een bond gezelschap, en de daden van de goden die zij zingend in de herinnering roepen, zijn tezamen nog rijker geschakeerd in aard, vorm en richting. Muzisch onderzoek, zo leer ik als begeleidingskundige, is onderzoek waarin de meerstemmigheid gehoord wordt. Het gaat eerder om de variatie dan om het gemiddelde. De spreiding is interessanter dan het modale. Muzisch onderzoek is daarom per definitie kwalitatief onderzoek. Het is onderzoek waarin de specifieke kwaliteiten van betrokkenen erkenning krijgen, gekend worden, en tot kennis en inzicht leiden.
Nieuwe perspectieven
Door de diversiteit toe te laten, ja zelfs al onderzoekend te stimuleren, ontstaan er als vanzelf meerdere manieren van kijken en daarmee nieuwe gezichtspunten. Muzisch onderzoek helpt mij als begeleidingskundige om met nieuwe ogen naar dezelfde werkelijkheid te kijken en dan nieuwe dingen te zien.
Door de muzen aan te wakkeren in het actieonderzoek worden zowel ik als mijn mede-onderzoekers (want actieonderzoek doe je altijd samen) gestimuleerd om het vertrouwde weer voor even vreemd te maken en om het bekende te beschouwen met een nieuwe blik, vanuit een nieuw perspectief. De muzen brengen ons met hun spel niet alleen in vervoering, ze leiden ons ook naar het ongewisse. De muzen verrassen ons. Daarmee hebben zij, om het eens met een weinig vernieuwend woord te zeggen, een sterk innovatief potentieel!
Een eigen type kennis
De inzichten die we opdoen via de weg waar de muzen op ons leiden, is van een bepaald type, van een bepaalde kwaliteit. In het gebruikelijke wetenschappelijke onderzoek is er een scheiding tussen kennis en overtuiging. De kennis is immers objectief (heeft betrekking op het object) en de overtuiging is subjectief (is geworteld in het subject). In de begeleidingskunde voldoet dit objectieve weten niet, want het maakt de ander tot object van interventie, het ‘verdingt’ ons. De begeleidingskunde vereist een kennen dat oprijst uit de ontmoeting. En dat is precies wat muzisch onderzoek ons brengt. Bij de muzen is de scheiding tussen object en subject onbekend.
In het muzisch onderzoek laat de wereld zich niet kennen in haar objectieve gedaante, maar in haar fenomenale kwaliteit, haar aansprekende, zelfs tot de verbeelding sprekende zin. In het muzisch onderzoek doet de wereld zich aan ons voor, zoals zij ons weet te raken in ons gemoed, in ons hart. Muzisch onderzoek is onderzoek waarin je als onderzoeker zelf deelgenoot bent, ver weg van de scheiding tussen object en subject. Muzisch onderzoek, waarin het scheppende en het vernieuwende zo’n belangrijke plaats heeft, verschaft ons inzicht, dat is een vorm van diep weten waarin kennis en overtuiging zijn samengekomen tot een wijsheid van het hart, een besef van het geheel, waarin de feitelijkheid en de normativiteit, waarin ik, jij en de wereld samenvallen in het concrete inzicht van het moment. Het is precies dat inzicht dat gevraagd wordt in het begeleidingskundig handelen.
Vertoning
Het inzicht dat zich aandient, de wijsheid die verworven wordt, ze blijven niet verborgen. Wie aangeraakt wordt door de muzen heeft de onweerstaanbare neiging om zich te laten zien met dat inzicht, om die wijsheid sprekend op te voeren.
De muzen zingen, niet in hun eentje voor zichzelf, maar voor een publiek en in interactie met dat publiek. Ook deze inspirerende kracht, de prikkel om het podium te betreden, vormt voor mij als begeleidingskundige een reden om te participeren in het Instituut: muzisch werken stimuleert om inzichten openbaar te maken op een manier die zelf aanstekelijk is en het vuur bij de ander aanwakkert. Muzisch onderzoek vindt zijn voltooiing niet in een (door slechts weinigen waargenomen) publicatie van een tijdschriftartikel, maar in een geadresseerde opvoering van dat artikel, een ‘performance’ in (bij wijze van spreken) een gehoorzaal of in een schouwburg. De muzen vragen, anders gezegd, om belangstelling. Zij zoeken het podium. Het vuur moet immers blijven branden, de vlam van het inzicht mag niet doven en verworden tot gestolde kennis. Muzisch kennen is altijd onderdeel van een levende stroom, een doorgaand proces, een onophoudelijk aansteken van elkaar.
Spiegeling, zelfreflectie
In dat tonen, in die opvoering blijkt het muzisch werken gepaard te gaan met een reflectieve kracht. Wie, geïnspireerd door de muzen, zijn werk toont en zijn inzichten deelt, draagt niet zozeer kennis over, als wel dat hij het inzicht bij de ander oproept. De vertoning van het werk vormt een spiegel waar de ander zichzelf in terugziet. De kennis die vrucht is van muzisch werken, is daarom ook altijd fundamenteel zelfkennis.
Als begeleidingskundige zie ik hier, met deze achtste reden om te participeren in het Instituut voor Muzisch Onderzoek, de cirkel rond worden. Het is immers dit zelfinzicht, het zelf geraakt worden in de vertoning, die ons als betrokkenen weer in beweging brengt, ons doet verbinden en in die verbinding prikkelt om onze creatieve eigenheid in te brengen.
Humanisering
Hoewel de muzen de daden van de goden bezingen, en zij zelf voorgesteld worden als nimfen bij de bron, brengen zij ons, mensen, bij ons mens-zijn terug. Misschien is het beter om te zeggen dat ze ons verheffen tot een meer eigenlijke vorm van menselijkheid. Dat is immers wat de muzen doen, zij inspireren ons tot humaniteit, want ‘de mens is waarlijk mens wanneer hij speelt’. Het is om de geest van de muzen zelf, dat de Master Begeleidingskunde zich verbindt aan het Instituut voor Muzisch Onderzoek.