Ode aan de Werkplaats Muzisch Onderzoek
De verwevenheid van maken en onderzoeken is kenmerkend voor de werkwijze van de Werkplaats Muzisch Onderzoek. Dit maken heeft bij voorkeur het karakter van een experiment, een improvisatie. De makende vormen in de Werkplaats zijn oefeningen in iets nieuws ontdekken juist door het maken. En door de hoge mate van improvisatie worden deze oefeningen niet gauw tot routine, waardoor ze hun onderzoekende karakter behouden.
In dit artikel experimenteren en improviseren wij met de vorm en inhoud van een onderzoeksverslag. De keuze om te werken met een oude poëtische, Arabische vertelvorm, de qasîda (ode), biedt ons de mogelijkheid om te avonturieren, om vrij te wisselen in perspectieven en om heen en weer te switchen tussen fictie en feitelijkheid. Daarbij moderniseren we voor het gemak de qasîda; dat maakt de sprong in de tijd en plaatsbepaling hopelijk wat minder abrupt. De klassieke qasîda bestaat meestal uit 15 tot 18 regels; wij nemen het niet zo nauw. De klassieke qasîda werkt met eindrijm; wij nemen onze dichterlijke vrijheid. De klassieke qasîda verloopt volgens een vast stramien, te beginnen met de nasîb, de nostalgische opening. Dan volgt de rahîl, de reisbeschrijving. De madîh ten slotte, de lofzang, sluit de qasîda af. Wij husselen er wel een beetje op los, en gebruiken deze drie stijlen door elkaar zoals het uitkomt. Vandaag de dag mag dat.
De thema's die we aansnijden komen voort uit onze ervaringen in de Werkplaats. De tekst verkent het verrijken van bronnen voor muzisch onderzoek, het omarmen van meerduidigheid, het ontwikkelen van zienswijzen en handelingsperspectieven voor professionals en het herstellen van de wisselwerking tussen buiten- en binnenwereld.
Ode aan de Werkplaats Muzisch Onderzoek
Janny Rodermond en Hanke Drop
Oude verhalen leven voort
De meesten van jullie kennen het bekende koppel Pepe en zijn trouwe metgezel Hâchim natuurlijk uit lang vervlogen tijden, toen Pepe met zijn ezeltje Aswad langs de randen van de Rub’ al-Khâli woestijn trok, vergezeld door de toen nog piepjonge Hâchim. Ze beleefden werkelijk de meest wonderlijke avonturen, waarvan er nog vele door de Tradities zijn overgeleverd. Zo’n beetje het meest bekende verhaal is dat waarin Pepe zijn liefde voor ranke gazellen bezong op die avond vol fonkelende sterren. Zodra Pepe prachtige poëzie begon te reciteren en Hâchim op zijn beurt met zijn vingers de snaren van de ‘ûd, de Arabische luit, beroerde, begonnen hun magen zich als vanzelf te vullen met de meest welriekende, vers gekruide schotels en stroomde de wijn diep hun aderen in. Daar bleek een ‘afriet, een kwelgeest, achter te zitten, die het arme, op een gegeven moment volledig overvoerde en beschonken tweetal vervolgens dumpte in een waterput.
En zo ken je hoogstwaarschijnlijk ook het verhaal dat op een goede dag de kalief Pepe en Hâchim liet ontbieden om het raadsel van de verdwenen parel op te lossen. Nadat ze daar inderdaad na allerlei vreselijke beproevingen in waren geslaagd, troffen ze tot hun verbazing bij hun vertrek Aswads zadeltassen volgeladen met kastanjes en stenen aan. Toen ze daarover niet in woede ontstaken, maar het leven namen zoals het nu eenmaal kwam, bleek hun beloning buiten de stadspoorten te zijn veranderd in smaragden en robijnen.
Ja, dit zijn echt van die tot onze verbeelding sprekende legenden. Dat Pepe en Hâchim echter voortleven tot in de huidige tijd weten maar weinigen. Wij vertellen je daarom graag over die verhalen van nu.
Nostalgische opening I (nasîb)
Verbouwereerd kijken Pepe en Hâchim vanuit de deuropening in het rond: er is hun nooit verteld dat ‘t zo’n grote groep zou zijn! Zijn dit nou allemaal kunstenaars, of zouden sommigen toch misschien ook wel écht werk hebben? En wat een zooitje is het hier! Op alle stoelen zitten rode, paarse, groene verfklodders, overal staan eveneens bekladde schilderezels, op de grond liggen beduimelde doekjes en papier, op een plank staat een rijtje flessen met een morsig goedje erin. Hâchim kijkt verschrikt omlaag naar zijn smetteloos witte plooibroek, hier is hij duidelijk niet op gekleed. Bedremmeld nemen ze plaats in de kring voor het voorstelrondje. De deelnemers aan deze werkplaats Muzisch Onderzoek vertellen, behalve hun namen, waar ze mee bezig zijn: muziek, pentiaksilat, organisatie-opstellingen, theater, belichaamde kennis, afrodans, impro, onderwijsinnovatie door muzische vormen, circulaire bouwkunde, tango, beeldende kunst... Als Pepe tot slot Hâchim en zichzelf voorstelt als de senior- en junior ‘Wijzen uit het Oosten’ met change managementopdrachten wordt er een beetje gegniffeld. Hier komen wel heel verschillende werelden samen.
Vervolgens worden werkgroepjes samengesteld, wat vrij ongemakkelijk voelt want vrijwel niemand kent elkaar. Gelukkig biedt een gezamenlijke opdracht uitkomst: iedereen wordt uitgenodigd om van de bronnentafel aan de zijkant het boek te pakken dat hem of haar toelacht. Ook voorwerpen - en zeker teksten! - hebben immers agency. Hâchim staat als eerste bij de tafel en zijn gezicht licht helemaal op wanneer hij bekende werken ziet uitgestald van Hoda Barakat, Pramoedya Ananta Toer, Raden Adjeng Kartini, Tayyib Sâlih, Ibn Battûta, Eka Kurniawan en stukken van Olave Nduwanje. Ook staat er een prachtige overzichtscatalogus over Hokusai. Daartussen staan films: het verhaal van Marina Abramovic en haar geliefde en compagnon Ulay, Metropolis, Finding Vivian Maier, Pumzi. En teksten van westerse schrijvers die Hâchim niet kent. Juist díe trekken zijn aandacht. Inmiddels dromt iedereen om de tafel heen, de boeken glijden door ieders handen. De vrouw met de frisse blik naast hem, JeeJay, herkent Hâchims gretigheid voor boeken en films en onmiddellijk raken de twee in een bevlogen gesprek. Pepe loopt terug naar zijn stoel met het hem onbekende De Onzichtbare Steden van Italo Calvino. JeeJay raadt Hâchim Orlando van Virginia Woolf aan. Zelf duikt ze in de activistische speech van Nduwanje die Hâchim op zijn beurt in haar handen drukt.
Het is de bedoeling dat ieder nu in zijn eigen onderzoeksgroepje een aansprekend citaat voordraagt uit het gekozen boek. En daarbij toelicht welke persoonlijke vraag het citaat oproept, in relatie tot de werkplaats.
Oei. Pepe is zeer belezen, maar op deze manier bezig zijn met een tekst voelt erg onwennig. Nieuwsgierig bladert hij door De Onzichtbare Steden en zijn oog valt op een schitterende passage[1], die hij vervolgens voordraagt:
Polo wist mee te gaan in de zwartgalligheid van de vorst. “Ja, het rijk is ziek, en wat erger is, het probeert te wennen aan zijn wonden. Het doel van mijn onderzoekingstochten is dit: door de sporen van geluk te bestuderen die nog hier en daar te zien zijn, meet ik er de ellende aan af. Als je wilt weten hoe duister het om je heen is, moet je je blik instellen op de zwakke lichtjes in de verte.”
De groepsgenoten knikken instemmend, dat is inderdaad mooi. Nu moet Pepe ook nog een vraag verwoorden die dit fragment bij hem oproept. Hij denkt na. Als change manager heeft hij nu juist vooral oog voor de rotte plekken in een organisatie; die moeten verwijderd. Dat is overigens geen sinecure in de advocatuur waar hij en Hâchim op dit moment een grote opdracht hebben, want deze beroepsgroep verstaat het snelle pareren als geen ander. Dat gaat er dus nogal eens hard tegen hard aan toe. Pepe moet daarom een zo breed mogelijk draagvlak bewerkstelligen door de veranderingsgezinde confrères te betrekken. Maar zijn dat nou die zwakke lichtjes in de verte? Zou Pepe eigenlijk niet ook zelf ánders moeten kijken naar verandering? Naar zijn eigen aanpak? Misschien zelfs naar zichzelf in zijn werk? Dat zijn wel vragen waar hij even verder op kan kauwen. Zijn groepsgenoten bevorderen dat door ‘herhalend vragen’ te stellen, door ‘associatief terug te tekenen’, iets betekenisvols aan hem uit te beelden in een ‘theatrale dialoog’, door zelf voor te dragen uit hun teksten. Zo komen zij tot hun persoonlijke vraag en op hun beurt ontvangen ze vervolgens verdiepende reflecties en vragen van hun medespelers/makers/vertellers. Omdat de achtergronden van de deelnemers zo divers zijn, komen hierbij voortdurend onverwachte perspectieven boven drijven. Hoe verrassend! En ook al ben je niet zelf aan de beurt, dan nog is het een heel intensieve oefening waar iedereen tot over z’n oren in opgenomen wordt. Pepe krijgt er ook lol in! Zover kan hij achter zijn bureau toch nooit komen. Daar valt bovendien ook een stuk minder te ervaren. Hier lijkt bijvoorbeeld ook veel gezegd te kunnen worden zonder woorden, door inzet van het lichaam, door iets te maken. Dat speel je toch nooit in je eentje klaar?
In het groepje waarin ook JeeJay zit draagt Hâchim intussen twee korte stukjes[2] van eenzelfde pagina uit Orlando voor:
In feite hadden beiden, hoewel zij elkaar nog slechts zo kort kenden, binnen twee seconden alles wat maar van belang was betreffende de ander geraden – zoals dat altijd bij geliefden het geval pleegt te zijn – en hieraan hoefden nog slechts enkele onbelangrijke details te worden toegevoegd: hoe zij heetten; waar zij woonden; en of zij straatarm dan wel vermogend waren.
(…)
“O, Shel, verlaat me niet!” riep zij uit. “Ik ben dolverliefd op je”, zei zij. Zij had nauwelijks die woorden gezegd of een vreselijk vermoeden maakte zich tegelijkertijd van beiden meester.
“Jij bent een vrouw, Shel!” riep zij
“Jij bent een man, Orlando!” riep zij.
Sinds het begin van de wereld had zich nog nooit zo’n tafereel van wederzijdse betuiging en bewijsvoering voorgedaan.
Zuchtend kijkt Hâchim op uit de tekst. Wat is dit prachtig! Dus liefde op het eerste gezicht onthult al binnen twee seconden alles wat écht nodig is om van elkaar te weten. Het maakt dat de geliefden onmiddellijk scherp op elkaar raken afgestemd! Zo sterk zelfs dat hun gender uitwisselbaar wordt, en dat ze dat over en weer van elkaar herkennen. Zou dat werkelijk zo bestaan??? Ooh, wat zou Hâchim dát graag meemaken!
Zijn groepje buigt zich over de vraag hoe dat dan werkt. Via de emoties? Via de spiegelneuronen? Is er belichaamde cognitie bij betrokken? Sensomotorisch, rechtstreeks zonder neurale loops? Of is het spiritueel? En wat maakt dat het dan zo werkt voor twee volledig in elkaar opgaande mensen in vergelijking met minder tot elkaar aangetrokken personen? Of werkt het bij die laatste twee net zo, maar minder uitgesproken? En zou het ook nog andersom zo kunnen zijn dat wanneer mensen een grote ontvankelijkheid kunnen hebben voor rechtstreekse, open uitwisseling met de Ander, de liefdesvonk dan zomaar kan overspringen?
Over dat laatste lijkt het te gaan in een klein filmpje[3] waar iemand in de groep op attendeert. Hierin draagt filosoof Hans Georg Gadamer een deel voor van het gedicht van Rainer Maria Rilke dat begint met de regel Solang du Selbstgeworfnes fängst. Dit gedicht gaat erover dat het vangen van een bal die je zelf hebt opgeworpen natuurlijk geen kunst is. In het leven gaat het er daarentegen om, zo betoogt de dichter, ontvankelijk te kunnen zijn voor de onverwachte bal die jou elk moment toegeworpen kán worden. Wanneer je je daarin oefent, dan word je gewaar dat ontvankelijkheid niet een vermogen is van jezelf, maar ‘van een wereld[4]’.
Het groepje slaat aan het experimenteren rond ontvankelijkheid: hoe voelt het? Is het iets wat je actief kunt doen? Of is het juist het loslaten van je doelen, daadkracht en controle? Kun je in je eentje ontvankelijk zijn, of is dat altijd gekoppeld aan de omgeving, aan de Ander? Zijn er gradaties van ontvankelijkheid en hoe oefen je je daarin, tot aan zelfs het niveau ‘van een wereld’ toe? Dit worden Hâchims onderzoeksvragen.
Tijdens de gezamenlijke reflectieronde werpt Hâchim de vraag op hoe de andere werkplaatsprofi’s het voor zich zien om dat wat ze vandaag hebben geleerd en ontwikkeld in te brengen in hun respectievelijke werkpraktijk? Hoe gaat Cynthia bijvoorbeeld haar collega’s uit de architectenwereld kennis laten maken met de contemplatieve dialoog inclusief het lichaamswerk en ‘terug-tekenen’? Bijvoorbeeld naar aanleiding van de rake passage uit Tayyib Salehs Season of Migration to the North over hoe de 11-jarige Mustafa het Engelse echtpaar dat hem adopteert observeert? Met het argument dat ook architecten in hun werk meer open zouden kunnen staan voor het belang van een gelijkwaardige ‘eigenheid in verscheidenheid’, en minder van het zich laten voorstaan op expertise? Of van kunnen delen? Of van de onderlinge dynamiek?
En hoe gaat Lo Fo zijn collega-docenten in de Hogeschool Utrecht iets laten ervaren van de zoektocht naar draagvlak binnen deze organisatie aan de hand van een casus van een cliniclown? Zoekt hij inspiratie? Of wil hij docenten bewust maken van de verticale organisatie en hoe ze daarin zichtbaar kunnen worden voor directie en bestuur? Of wil hij de kunst der verleiding ontwikkelen als manier om die verticale kolom ergens in mee te krijgen? En hoe kan Hâchim met zijn lyrische ‘ûd-spel aan advocaten duidelijk maken dat ‘goed werk’ vraagt om de nodige rust en ruimte voor reflectie?
Het valt dus eigenlijk nog niet mee, de terugkeer vanuit de Werkplaats naar de samenleving! Alleen al de gebezigde muzische begrippen als “terug-spelen” of “terug-tekenen”, “theatrale dialoog”, “return-to-sender”, “wederkerigheid”, “wat roept het op?”, “meerstemmigheid”, “performatief”, “ontvankelijkheid”, etc. vinden nauwelijks weerklank in de vaak rauwe, dagelijkse realiteit van bijvoorbeeld scholen, stadswijken, gevangenissen, ziekenhuizen, banken, verpleegtehuizen en AZC’s. Hoe kun je na de Werkplaats nog springen op de voortdenderende trein die je werk voorstelt, terwijl je niet meer zozeer omhoog-, maar eerder zigzag of rond of buitelend springt? En hoe kun je dat wat je samen hebt ervaren overdragen op collega’s die het niet hebben ervaren? Is dat eigenlijk wel de opdracht? En wanneer dat een opdracht is, hoe kun je dan die gap tussen de Werkplaats Muzisch Onderzoek en professionele praktijken leren overbruggen?
Hâchim ziet wel in dat hij en Pepe nog lang niet in staat zijn om hun werk ánders aan te pakken. Als ze de Werkplaats na de zes komende bijeenkomsten verlaten, dan zal het vele gezamenlijk experimenteren vast langzaamaan in hun handen, harten en tenen zijn gaan zitten. Maar om nu met alle inzichten ‘goed’ aan het werk te kunnen gaan, collega’s daarbij te betrekken, bestaande praktijken te innoveren en transformeren: dat vergt nog veel meer doorwerking! Pepe stelt voor dat het aantal bijeenkomsten wordt uitgebreid. De nieuw geplande sessies krijgen een zwaan-kleef-aan karakter: elke keer worden twee collega’s uit ieders werkcontext uitgenodigd om te participeren. En daarnaast wordt zo nu en dan een gast uit de ‘rauwe realiteit’ uitgenodigd, iemand die met beide benen over de rafelranden bungelt. En tot slot krijgt ieder per onmiddellijk de opdracht om de aansluiting met de eigen werkpraktijk centraal te stellen in zijn/haar muzische onderzoek. In duo’s, trio’s of kwartetten.
“Muzische dictatuur!” “Kunstroof!” “Uitholling van de Autonome Kunsten!” roepen sommigen en ze verlaten woedend de kring. Anderen knikken juist instemmend, nestelen zich dieper in hun met verf bekladde stoelen en… tekenen bij voor meer bijeenkomsten.
Nostalgische opening II (nasîb)
De volgende ochtend trekt JeeJay energiek de rolluiken van haar sfeervolle meditatieruimte omhoog. Het prachtige Birds Requiem van Dhafer Youssef brengt de stilte om haar heen tot leven. Ze kijkt uit over het glooiende landschap. Het vroege zonlicht laat de weelderige kronen van de monumentale bomen schitteren. Hoe prachtig!
De vage onrust die ze al enige tijd met zich meedroeg is vannacht onverwacht geëxplodeerd. Alsof de sluier over haar voortkabbelende gedachten in één ruk is weggevaagd. Natuurlijk. Dit is het wat haar te doen staat! Het is hoog tijd om haar prachtige stilteresort open te stellen. Om de stilstand te verdrijven met debat, uitwisseling en actie. Niet langer vanaf de zijlijn commentaar geven, maar meedoen, vuile handen maken desnoods. “Want wie niet in beweging komt, merkt zijn eigen ketenen niet op”.[5]
Toen ze enkele maanden geleden op een rondreizende retraite was in Frankrijk had ze zich verbaasd over het activisme, de boosheid van de gele hesjes. Wat bewoog deze mensen eigenlijk? Waardoor was de onvrede zo wijdverbreid? Ze had naar verklaringen gezocht bij haar meest illustere voorgangsters. Via Hannah Arendt kwam ze terecht bij Rosa Luxemburg, die zo’n honderd jaar geleden door Europa reisde. Die constateerde toen al dat een volksopstand alleen spontaan en van onderop kan plaatsvinden. Spontaniteit berust volgens haar op de vrijheid die mensen kunnen nemen om iets nieuws in gang te zetten, om uitdrukking te geven aan het menselijk vermogen om ‘nee te zeggen’ tegen onrecht en ongelijkheid.
JeeJay heeft in Frankrijk met eigen ogen gezien hoe het uitbuiten van regio’s nog steeds en steeds sterker tot groeiende onrust en woede leidt. Ze herinnert zich nog de haast feestelijke demonstraties uit haar studententijd. Maar dit is anders. De woede concentreert zich niet in de steden, maar komt juist voort uit het vaak zo verheerlijkte Franse platteland. En nu realiseert ze zich dat dit veelzijdige activisme ook Nederland heeft bereikt. Bovendien barst het verzet tegen de heersende orde los in Hong Kong, Bolivia, Libanon, Chili, Irak, etc. Wat is er aan de hand? Het is om moedeloos van te worden.
Want wat kan zij nou zelf doen vanuit haar comfortabele enclave? Ze is goed vertrouwd met de muzen, het is nu immers al de derde keer dat ze meedoet aan de Werkplaats Muzisch Onderzoek. Ze is bovendien heel bekwaam in het organiseren van rust, meditatie en stilte. Maar wat heb je aan muzen en stilte in deze tijden? De speech van Nduwanje[6] die ze gister door Hâchim kreeg aangereikt, plaatste haar al op het puntje van haar stoel:
I posit: The violence of oppression, of entitlement, of privilege, of exploitation, of hatred, is a tactile and material intruder. Anger alarms, directs and fuels our legitimate and righteous outrage.
Nu bladert ze in De accumulatie van het kapitaal van Rosa Luxemburg (1913)[7]. Haar oog valt op de passage waarin de grenzeloosheid van het kapitalisme wordt beschreven. En de ellende die daar noodzakelijkerwijs uit voortkomt. Luxemburg wees erop dat ook niet-loonarbeid of nauwelijks betaalde arbeid aan kapitalistische winst kan bijdragen, waarmee ze, in haar tijd, verwees naar onbetaalde arbeid van slaven en inwoners van gekoloniseerde landen, hetgeen we tegenwoordig de uitbesteding van werk aan zogeheten ‘lagelonenlanden’ noemen. Ze voegde aan Marx’ ‘tijd is geld’-analyse kortom een ‘ruimtelijk’ argument toe. Zij zag de noodzaak tot continue geografische uitbreiding van kapitalistisch gebied voor goedkope productie en afzetmarkten zelfs als de kern van die dynamiek: “Imperialisme is geen vrije keuze, maar een kapitalistische wet.”[8]
Blijkbaar is het geen toeval dat de protesten tegen de heersende machten nu wereldwijd plaats vinden. Ze voelt haar enthousiasme voor een wending in haar bestaan wegsijpelen. Ze ziet zichzelf echt geen plek innemen op dit chaotische wereldtoneel. Nee, ze heeft eerder behoefte om de cocon die ze om haar eigen vredige bestaan heeft geweven nog verder te versterken. Ze heeft zo’n vaag vermoeden dat zelfs haar stiltecentrum haar onvoldoende bescherming zal bieden. Immers, de continue uitbreiding van het domein waarin het kapitalisme oppermachtig is, bedreigt nu ook de zeggenschap over haar privéleven. In de stapel literatuur die ze verzameld heeft voor een volgend artikel las ze gisteravond nog:
Het voor puur commerciële doeleinden verzamelen van privégegevens en het in kaart brengen van onze bewegingen, voorkeuren en verlangens is zo omvangrijk dat er haast geen ontsnappen aan is……iedereen met een smartphone in de zak draagt een zender die in contact staat met Google’s servers, of je telefoon of locatiefunctie nu uit staat of niet… Het oogsten van persoonsinformatie vindt plaats op basis van een asymmetrie in kennis en macht. Surveillancekapitalisten weten alles over ons, terwijl hun manier van werken zo is opgezet dat het ondoorgrondelijk blijft voor ons… Ze verzamelen grote hoeveelheden nieuwe kennis op basis van ons, maar niet ten behoeve van ons. Ze voorspellen onze toekomst, niet in ons belang, maar in dat van anderen…
Deze regels komen uit een recensie[9] van een boek dat je kunt lezen als een eigentijdse echo van Rosa Luxemburg. Het draagt de titel The Age of Surveillance Capitalism en is in 2019 geschreven door Shoshana Zuboff. De recensent plaatst haar in de traditie van vrouwen die elk in hun tijd de ogen openden voor wereldwijde misstanden in het bedrijfsleven. Zo noemt hij Silent Spring van Rachel Carson en No Logo van Naomi Klein. JeeJay kan in haar boekenkast dit rijtje moeiteloos aanvullen. Het zijn haar inspiratiebronnen. Maar nu even niet…
Gisteren sprak ze met Hâchim over Hannah Arendts begrip nataliteit: het vermogen van mensen om altijd weer opnieuw te kunnen beginnen. En over de bronnen van ons denken en handelen. Hâchim was enigszins verbijsterd over haar volledig witte, Westerse lijst met vrouwelijke wetenschappers. Juist wanneer het om het agenderen van misstanden gaat, mogen andere perspectieven volgens hem niet ontbreken. Terwijl JeeJay haar verzameling niet-Westerse literatuur inspecteert, kijkt ze gedachteloos even op haar smartphone. Ze blijft hangen bij een filmpje[10] waarin Barack Obama een jong publiek toespreekt over de opkomst van een soort online-activisme.
While speaking at an Obama Foundation event in Chicago on Tuesday, the former president sounded off over what he perceives to be a desire among young people to prove how ‘woke’ they are by judging others online. “This idea of purity and that you’re never compromised and you’re always politically woke - you should get over that quickly”, Obama said. “I do get a sense sometimes now among young people, and this is accelerated by social media - there is this sense sometimes of the way me making change is to be as judgmental as possible about other people, and that’s enough. If I tweet or hashtag about how you didn’t do something right or used the wrong verb, then I can sit back and feel pretty good about myself. Did you see how woke I was, I called you out. Then I’m going to get on my TV and watch my show… That’s not activism. That’s not bringing about change…”
Ja. We moeten inderdaad oppassen dat we niet vanaf de zijlijn toekijken en commentaar geven. Het kan best zijn dat de alom aanwezige digitale technologie grote impact heeft op onze levenservaring en levenswijsheid. Maar het moet toch mogelijk zijn om ook deze intelligente technologie te gebruiken om onszelf bij de les te houden? We moeten proberen nieuwe praktijken te ontwikkelen, waarin we kunst en kennis inzetten om de wereld iets beter, mooier, betekenisvoller te maken…. “Laat ik daar maar mee verder gaan”, zegt JeeJay tegen zichzelf. “Dat is voorlopig moeilijk genoeg…”
Reisbeschrijving (rahîl)
“Kom”, zegt Pepe, “vandaag gaan we er op uit; we trekken de wereld in. Pak je smartphone op en wandel mee. Want weet je, er is veel goed werk te doen. We sluiten ons aan bij de Goed Werk Expeditie. We moeten de werkelijkheid om ons heen opnieuw leren zien. Niets is immers meer wat het was. De ontspoorde globalisering heeft de mensheid meer dan ooit verdeeld in rijk en arm. En met zijn allen hebben we de aarde bijna volledig uitgeput. Als we alsmaar hier in de veilige Werkplaats blijven, weten we zeker dat onze wereld zoals die nu is zal vergaan. En dat we in de tijd daaraan voorafgaand te maken krijgen met overstromingen, extreme droogte, zeespiegelstijgingen, hongersnood en ongekend grote volksverhuizingen.”
Hâchim: “Maar waar gaan we dan heen? Wie wijst ons nieuwe wegen?”
Pepe: “Maak je geen zorgen. Onze gids Bruno Latour zegt “Wie landt, landt altijd ergens”. En zo groot is onze ruimte niet; we kunnen haast niet verdwalen. We blijven steeds op de bodem die we van generatie op generatie erven. En met deze bodem verkrijgen we materialiteit, heterogeniteit, maar ook de dichtheid, het stoffige, de humus, het gelaagde, de strata, de verbazende complexiteit, de vereiste nauwkeurige follow-up, de noodzakelijke aandachtige zorg… Ja, wij behoren ertoe, en hij [= de bodem] behoort niemand toe. Het aardse is vanuit de ruimte gezien een minuscule zone van maar een paar kilometer breed… een vlies, een vernis, een huid, een paar lagen met oneindig veel plooien en kronkels.”
“Maar”, vervolgt Pepe, “we erven ook de Globe en het Globale, de mondialisering. Die verhindert dat we steeds op dezelfde plek kunnen blijven. We kunnen ons nergens meer terugtrekken. Dankzij de bodem kun je hechten; dankzij de wijde wereld kun je onthecht raken en kun je ontkomen aan de illusie dat er grenzen bestaan.”
Praat over de natuur in het algemeen zoveel je wilt,
raak in vervoering door de onmetelijkheid van het universum,
duik in gedachten tot in de kolkende kern van de planeet,
sidder van angst tegenover die oneindige ruimten,
dat laat onverlet dat alles wat jou aangaat zich ophoudt in die minuscule Kritieke Zone…[11]
Pepe besluit: “Deze Kritieke Zone is het punt van vertrek maar ook van aankomst van alle wetenschappen die er voor ons nu toe doen.”
Hâchim: “Maar wat doen we nu met het assenstelsel van Mariana? Laten we dat achter in de Werkplaats? Die prachtige constructie waarin al onze kennis in een meerdimensionale ruimte geplaatst is? Dat stelsel is toch nog niet af? De wielen missen nog, bij wijze van spreken. Hoe nemen we dit assenstelsel in deze staat mee in onze verkenningen over de kronkelige bodem?”
Pepe: “Dat stelsel was bedoeld om meerdere perspectieven op kennis te ontwikkelen. Maar het is er niet op gebouwd om een nomadisch bestaan te leiden. Bovendien missen er inderdaad nog twee assen die essentieel zijn om kennis zorgvuldig te kunnen annoteren. De ene ontbrekende as bepaalt of kennis bijdraagt aan het verarmen of verrijken van de bodem, de Kritieke Zone. En de andere of kennis de verschillen tussen arm en rijk vergroot of verkleint. In dit complexe stelsel is annoteren zeker niet eenvoudig; daar zullen we nog vele gesprekken over voeren. Maar juist daarom is het fijn om op reis te zijn en onderweg met allerlei mensen te spreken, zodat we veel meer kennis verwerven over de verschillende perspectieven. Meerstemmigheid is immers overal, als je maar goed luistert.”
Hâchim; “Ja, dat spreekt me aan. Kunnen we eerst naar de Biënnale in Venetië gaan? Dan blijven we toch nog heel even op het vertrouwde terrein van de kunsten. “May you live in interesting times” is het thema van deze editie. Dat lijkt een opdracht, maar er klinkt ook een zegening in door: … “May you live…” Misschien is het wel een voorrecht om als kunstenaar juist nu, in deze veranderlijke tijden, je uit te mogen spreken in alle talen, met alle middelen die tot je beschikking staan.”
Pepe: “Ja, dat is een goed idee. Ik las dat tijdens deze Biënnale het vermogen van de kunsten om nieuwe zienswijzen te ontwikkelen gevierd wordt. Overigens, de beroemde Italiaanse schrijver/filosoof Umberto Eco schreef hier meer dan 30 jaar geleden[12] al over:
Here is a culture, the culture of fine art, that allows for different methods of research not because they might come up with identical results, but because they contradict and complement each other in dialectic opposition that will generate new perspectives.
Hâchim: “Dat is interessant. Ik zag niet zo lang geleden in het bescheiden museum De Fundatie in Zwolle de tentoonstelling Vrijheid. Volgens de curator, Hans den Hartog Jager, bestaat er inderdaad sinds de jaren ‘60 eigenlijk geen eenduidige kunstgeschiedenis meer. Iedereen doet maar wat, om het even oneerbiedig samen te vatten[13].
Verbanden verdwijnen. Overzichten ontbreken. Dat zou je als heel nobel en egalitair kunnen opvatten, maar door het ontbreken van kennis én discussie over een gedeeld artistiek verleden is ook steeds minder duidelijk wat de kunst tegenwoordig nog betekent…
Als ik het goed heb onthouden is het daardoor onzeker of de kunsten echt iets kunnen bijdragen aan nieuwe kennis, of dat de waardering steeds meer een kwestie is van persoonlijke smaak… want dan zou de maatschappelijke betekenis van de kunsten zomaar kunnen verdwijnen.
We beseffen het allemaal op dit moment, op de een of andere manier: de westerse wereld bevindt zich in een identiteitscrisis … Niets is meer zeker. De verhouding tussen gekleurd en wit, man en vrouw, verschillende seksuele voorkeuren, tussen christendom en islam, Oost en West, waarheid en leugen, macht en populisme: alles verschuift… Soms is het gesprek daarover vriendelijk, constructief en inhoudelijk, maar meestal voelt het voor de argeloze toeschouwer alsof er verspreid door de hele (Westerse) wereld honderden worstelarena’s staan… Waar kun je in geloven? Waar kun je, mag je van houden?... [14]
Pepe: “Nou, niet zo somber. Is het jou nog niet opgevallen dat hier steeds mannen aan het woord zijn? Weet je, misschien moeten we op onze ‘Goed Werk expeditie’ eerst in gesprek gaan met vrouwen. Je kent toch het verhaal over de muzen, die op initiatief van Zeus ontstaan zijn om het werk van de goden zichtbaar te maken, te waarderen en betekenis te verlenen? Deze vrouwen zijn de beschermgodinnen van de uitwisseling tussen kunsten en wetenschappen.”
Hâchim: “Dat is een goed idee! Wanneer het gaat om iets nieuws te beginnen, dan kunnen we eerst te rade gaan bij vrouwelijke wetenschappers, kunstenaars, filosofen. Mijn moeder heeft me altijd ingeprent dat vrouwen niet alleen in staat zijn om te baren en om letterlijk nieuw leven te kunnen geven. Want: “Kijk naar Hannah Arendt”, zei ze, “die ziet de geboorte van steeds weer nieuwe generaties zelfs als de redding van de mensheid. En metaforisch als de mogelijkheid van mensen om altijd weer iets nieuws te kunnen beginnen. Ik had het daar ook even over met JeeJay. Dat is wat we nu heel hard nodig hebben. Laten we verdergaan!”
Lofprijzing (madîh)
Bij de volgende Werkplaats bijeenkomst treffen JeeJay en Hâchim elkaar in de gastvrije, drukbezochte playground voor media en creatieve technologie. Op de grote schermen in deze uitnodigende ruimte zien ze het wereldnieuws in real time. De enscenering confronteert de vele studenten en docenten dagelijks met de vraag hoe ze zich verhouden tot de buitenwereld. Ze discussiëren over de betekenis van de wereldwijde, massale protestbewegingen. Geïnitieerd door studenten, boeren, bouwvakkers, linkse en rechtse burgers, arm en bemiddeld. In ons eigen kleine landje kraken alle publieke sectoren in hun voegen. Er zijn te weinig onderwijzers, verpleegkundigen, advocaten, politiemensen. Voor velen is het niet meer mogelijk om een woning te huren of te kopen. Er zijn te weinig plekken om jongeren op te vangen, er is te weinig zorg voor de superoude bejaarden. Wat kan de impact zijn van de kunsten in deze dynamische, onzekere tijden?
Links zit een groepje studenten te bespreken hoe ze in hun project duurzame, betaalbare oplossingen voor huisvesting van kansarme burgers kunnen ontwikkelen. Een ander groepje test filmpjes die ze onlangs hebben gemaakt. Hoe kun je in beeld brengen waarom de protesten zo emotioneel zijn? Wat zijn de achtergronden?
Hâchim vertelt Jeejay dat hij een reeks interessante artikelen heeft gelezen in De Correspondent. De reeks, geschreven door auteurs uit verschillende landen en disciplines, vormt een gezamenlijke Afhankelijkheidsverklaring. De verklaring is dus geen statisch document, maar een serie essays die voortschrijdend inzicht in het dagelijks functioneren van politiek en samenleving bevordert. De verklaring omvat geen dogmatisch standpunt, maar is gericht op uitwisseling van ervaringen. De ambities zijn niet gering: inzet is het beëindigen van een lange traditie waarin we geleerd hebben om onafhankelijkheid en autonomie leidende principes voor onze levens en de samenleving te laten zijn. Hâchim meent dat individualisme een achterhaald Westers ideaal is. In de dagelijkse werkelijkheid zijn we juist steeds van elkaar afhankelijk en is het de realiteit dat we voortdurend en ook steeds meer verbonden raken in allerlei netwerken. “Ja”, beaamt JeeJay, “als je dit goed tot je laat doordringen, kun je overal die onderlinge afhankelijkheid zien. Dat heeft mijn perspectief op de wereld wel veranderd: de keuzes die ik maak en hoe ik in het leven sta. Eigenlijk vraagt dit om een revolutie, die verwant is aan de paradigmawisseling die Bruno Latour noodzakelijk vindt. Hij pleit er immers ook voor om de werkelijkheid met andere ogen te zien.”
Hâchim en JeeJay bespreken of dit een onderzoeksvraag kan zijn voor deze Werkplaats. Juist de kunsten zijn immers in staat om de werkelijkheid te bevragen, in plaats van te bevestigen. Dat vraagt om kennis die niet ‘objectief’ hoeft te zijn; om kennis, waarin ratio en emotie niet tegenover elkaar zijn geplaatst; geen ‘standaard’ kennis dus, die volgens ingewikkelde patronen aan ons brein – daarbij opgevat als “een vat” waarin je representaties van de werkelijkheid maakt – ontspruit. Juist de kunsten hebben impliciet het veel rijker geschakeerde uitgangspunt dat een mens in allerlei opzichten constant in wisselwerking staat met zijn omgeving. En daarbij zijn eigen werkelijkheid creëert in continue, directe interactie met zijn omgeving. Waarin emotie primair is en het lichaam drager van kennis. Misschien biedt het expliciet maken van dit ‘enactment paradigma’ veel meer mogelijkheden om studenten en professionals gereedschap aan te reiken en strategieën te laten ontwikkelen voor een activistische praktijk? Hoe kun je in heel verschillende situaties fantasierijke handelingsperspectieven ontwikkelen?
JeeJay besluit enthousiast: “Ik denk dat juist de kunsten voortrekker kunnen zijn voor nieuwe maatschappelijke praktijken die de afhankelijkheid vieren! Laten we aan de slag gaan!”
Gebruikte literatuur
Altink, A. “Nutteloosheid gecombineerd met poëzie en fantasie” in Literair Nederland (2018), https://www.literairnederland.nl/recensie-hans-den-hartog-jager-vrijheid/ [laatst geraadpleegd op 6 december 2019]
Calvino, I. (2003). De Onzichtbare Steden, Amsterdam/Antwerpen: LJ Veen Klassiek
Eco, U. (1962) Opera Aperta, Milaan: Tascabili Bompiani, rev. 1976 – English translation: The Open Work (1989), p. 83
Hartog Jager, H. den (2019). Vrijheid. De vijftig Nederlandse kernkunstwerken vanaf 1968. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep
Hermsen, J. (2019). Het tij keren. Met Rosa Luxemburg en Hannah Arendt. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus
Latour, B. (2018). Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime, Amsterdam: Octavo publicaties
Luxemburg, R. (1913). The Accumulation of Capital. Edited by Dr. W. Stark, London, Routledge and Kegan Paul Ltd; 1951.
Olave Nduwanje (2018), Moving to where? https://www.dipsaus.org/exclusives-posts/2018/5/16/moving-to-where [laatst geraadpleegd op 6 december 2019]
Obama, B. speech https://www.rollingstone.com/politics/politics-news/obama-calls-out-call-out-culture-not-activism-905600/ [laatst geraadpleegd op 6 december 2019]
Salih, T. (1966), Mawsim al-Hijrah ilâ al-Shamâl (Season of Migration to the North), Beirut: Hiwâr – translated in English Penguin Classics Series, 2003
Thomas, C. De mens als grondstof. Surveillancekapitalisme: Een parasitaire economie. De Groene Amsterdammer (2019), 20 februari. Artikel betreft recensie van Shoshana Zuboffs “The Age of Surveillance Capitalism” (2019)
Woolf, V. (2019), Orlando. Amsterdam: Uitgeverij Orlando
Notenapparaat
[1] Italo Calvino, (2003). De Onzichtbare Steden, Amsterdam/Antwerpen: LJ Veen Klassiek, p. 66
[2] Virginia Woolf, (2019). Orlando, Amsterdam: Uitgeverij Orlando, p. 241
[3] Zie https://www.youtube.com/watch?v=kEzr4S7__qc
[4] erst dann ist Fangen-Können ein Vermögen, -
nicht deines, einer Welt
[5] Joke Hermsen (2019). Het tij keren. Met Rosa Luxemburg en Hannah Arendt. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus, p.18
[6] Olave Nduwanje (2018), Moving to where? https://www.dipsaus.org/exclusives-posts/2018/5/16/moving-to-where [laatst geraadpleegd op 6 december 2019]
[7] Luxemburg, R. (1913). The Accumulation of Capital. Edited by Dr. W. Stark, London, Routledge and Kegan Paul Ltd; 1951.
[8] Joke Hermsen (2019), p.19
[9] Casper Thomas, De mens als grondstof. Surveillancekapitalisme: Een parasitaire economie. De Groene Amsterdammer. 20 februari 2019
[10] https://www.rollingstone.com/politics/politics-news/obama-calls-out-call-out-culture-not-activism-905600/
[laatst geraadpleegd op 6 december 2019]
[11] Bruno Latour (2018). Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime, Amsterdam: Octavo publicaties
[12] Umberto Eco (1962). Opera Aperta, Milaan: Tascabili Bompiani, rev. 1976 – English translation: The Open Work (1989), p. 83
[13] Zie recensie door Adri Altink, “Nutteloosheid gecombineerd met poëzie en fantasie” in Literair Nederland (2018), https://www.literairnederland.nl/recensie-hans-den-hartog-jager-vrijheid/ [laatst geraadpleegd op 6 december 2019]
[14] Hans den Hartog Jager (2019). Vrijheid. De vijftig Nederlandse kernkunstwerken vanaf 1968. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep. p. 10