Kinderspel
- Kinderspel. Het leek wel kinderspel, alsof we gaandeweg écht kinderen werden. Dat zitten daar op de grond. Geklooi met touwtjes. Plotseling dansen. Zingen. In trainingen gericht op persoonlijke vorming maar ook wel therapie wordt vaak aangemoedigd om contact te krijgen met ‘het kind’ in jezelf. Mooie is dat we het hier echt werden. Een improviserend maakproces als ingang om ‘het kind’ te omarmen
- Making off dat de foto’s mede de bedding werden voor de voorstelling. zegt iets over maakproces. Dat the making off deel uitmaakt van de voorstelling. Graag op door gaan. Daardoor een harde overgang niet nodig. Het spel is ‘gezien’ en letterlijk gereflecteerd in een spiegelreflexcamera. En het wordt vertoond. en 2: de making-off leverde het materiaal voor de performance. We 'citeerden' en deden een beroep op onze collectieve herinnering: door het fluiten, door peder en bert die terugkwamen, de bal, lola de beer (letterlijk citaat), en nog zo wat
- Zelfsturing zonder moeten. De manier waarop het moeten langzaam verdween afwezigheid van het moeten (ruimte voor het zijn). Mooi hoe Brechtje als ‘leider’ initiatiefnemer eigenlijk structureel afzag van structuur bieden. Ging in op wat er was en hoe het zich aandiende. Interessante visie op ‘de begeleider als maker’ (leiderschap) die dus werkt vanuit wat opkomt en wat er is. (verder lezen in: zelfsturing)
- De vier bewegingen. Zicht krijgen op de verhouding tussen de impuls van mij en de impuls van de groep. Wel/niet balans. Hoe die vorm krijgt. En dat het een interventie kan zijn, een schok, kan schuren, of juist ‘passen’ en passend kan zijn. Hoe dus de impuls vorm krijgt. Gelijktijdig sensen van ‘mij’ en van ‘wij’. Vergelijk het verhaal van de vier bewegingen uit het systemisch werk. dat verkent dezelfde balans tussen ik en wij posities.
- Flow- presentie- presence. Ervaring van sterk verhoogde zintuiglijkheid. Alsof alle senses open staan. Vergelijking met mindfullnes, meditatie. Lichamelijk geheel aanwezig zijn. In het moment. (laat zich goed vergelijken met optreden van flow en de theorie daarover van Csiksentmihalyi). En met het present zijn (presentietheorie- bv Andries Baart) en presence (Scharmer ea)
- materiaal Ik zie de sessie ook als een mogelijkheid om materiaal te verzamelen. Sommige impulsen krijgen vorm (gaan van vonk naar vorm) die herhaalbaar is. Het was mooi dat de huisnummers en plaatsen van ons ouderlijk huis terugkwamen. Dat kan nog eens. Dat 'is' iets. Ook Bert en Peder zie ik dan als 'characters' die iets te zeggen hebben, iets openbreken op hun eigen manier. Zo ervoer ik ook dat mijn eigen verhaal over mijn vader en het beeldje dat ik ooit voor hem maakte een verder strekkende werking had dan een 'privé verhaal'.
- publiek- privé door de impulsen te volgen leek het erop dat ook meer persoonlijke verhalen ineens op konden komen. Er was geen werkvorm die zei 'laten we een persoonlijk verhaal vertellen'. Misschien juist daardoor werd de grens tussen publiek en privé natuurlijk en moeiteloos dun.
- montage door de afspraak dat impulsen leidend zouden zijn werden overgangen makkelijker. Je voelt van binnen iets veranderen, dat is de impuls en dat leidt direct tot een overgang/ verandering in wat wordt uitgedrukt. Een verandering is geen harde interventie ten opzichte van wat gaande is. De verandering zet zich innerlijk in en wordt innerlijk voltrokken. De uitwerking in het spel volgt vanzelf en voelt natuurlijk hoe irrationeel sommige overgangen ook van buitenaf bekeken lijken te zijn.
- reflectie in het spel. Meestal is mijn devies playing-talking-playing-talking, een strenge ordening tussen afwisselend spelen en spreken. Dat was nu anders. Die ordening werd door Brechtje op de helling gezet. Maar, en dat was het aardige, talking was niet verbannen. Als één of meer deelnemers onderzoekend wilden spreken over wat er precies gebeurde of gebeurt was dan deden ze dat. Daarmee kwamen spel en bespiegeling veel dichter bij elkaar te liggen. Niet of nauwelijks meer 'in' en 'uit' stappen.
- kwaliteit publiek vond ik heel OK. Dat zat er goed in. Dat zag je zo.