School maken - een historisch perspectief
Een befaamde uitspraak uit de Oudheid over 'school maken' is die van de Atheense leider Perikles. Tijdens een begrafenisrede voor gevallen Atheense soldaten houdt Perikles een betoog voor het blijven strijden voor hun geliefde stad. Hij bezingt alles wat groots, mooi en uniek is aan hun 'polis'. Het is een ironisch moment, want de betreffende oorlog met Sparta zou het einde inluiden van de politieke en culturele dominantie van Athene. Zover is het nog niet wanneer geschiedschrijver Thucydides de volgende woorden van Perikles noteert:
‘ξυνελών τε λέγω τήν τε πᾶσαν πόλιν τῆς Ἑλλάδος παίδευσιν εἶναι
(xunelôn te legô tên te pâsan polin tês Hellados paideusin eînai)
'Kortom, als stad zijn we de school van Griekenland...'
School maken als 'benchmark' voor hoe bestuur of samenleving ingericht zouden moeten zijn. De bloei van Athene als referentiepunt, als ideaalbeeld, heeft de tand des tijds zeker doorstaan. Die bloei is een van de schoolvoorbeelden geworden van een 'gouden tijdperk'. Dat in Athene de meeste mensen geen politieke stem hadden of dat er velen geen rechten van betekenis hadden en dat de stad een imperialistische buitenlandse politiek voerde, hebben het romantische beeld van de Atheense samenleving als cultureel hoogstandje maar nauwelijks weten uit te hollen.
In diezelfde tijd ontstonden er in China ook samenhangende opvattingen over bestuur en samenleving die nog steeds doorwerken. De school van Confucius heeft bijvoorbeeld nog steeds impact op samenlevingen van bijna 2 miljard mensen. En dat terwijl de leer van 'Meester Kong' in zijn tijd moest concurreren met de 'Honderd scholen van het denken'. Wie schrijft, blijft niet altijd. Van de filosofische scholen uit het Romeinse Rijk zoals de Stoïcijnen en Neo-Platonisten is het denken voortgezet in filosofische kringen of getransformeerd tot de theologische filosofie van het christendom en de islam. De gilden als 'scholen' bestaande uit kringen van ambachtslui zijn systematisch gebroken als machtsfactor in onze economieën ten behoeve van meer innovatie en efficiëntie, maar hun kerngedachte leeft voort als metafoor of als geuzennaam voor wie zowel gemeenschappelijkheid als onderscheiding zoekt als vakmens. En dan heb je ook de scholen van schilders, choreografen en architecten, componisten en andere eigenzinnige makers die een stijl weten te vestigen en bij een stadswandeling aangehaald worden door een gids of pronken in het curriculum van een cursus kunstgeschiedenis. Soms ontspringen er zelfs nieuwe genres zoals in de progressieve muziek van de jaren zeventig of de elektronische muziek van de jaren negentig.
Wat kan de geschiedenis in het school maken in brede zin ons leren? Welke verhalen zijn onvergetelijk geworden? En wat zijn verhalen die minder bekend zijn, maar wel de moeite van het verkennen waard? Wat vertelt de selectie die ik maak over mijn eigen fascinatie en met welk voorbehoud zouden we zulke verhalen moeten lezen? Een aanzet:
Hoe kan een school grenzen over gaan?
In het jaar 148AD laat een non genaamd Dhanavati in Noord-India een gedenkinscriptie oprichten gewijd aan haar tante, Buddhamitra. Buddhamitra leefde in Noord-India in een tijd dat er zowel regionale stabiliteit als veel uitwisseling met Centraal-Azië was. Het zijn voor het boeddhisme cruciale jaren waarin de leer (in allerlei versies) zich kan verspreiden buiten India in de vorm van allerlei scholen. De politieke eenheid die de van oorsprong nomadische Kushanen als elite bewerkstelligden, waren de perfecte randvoorwaarden voor school maken. Buddhamitra maakte gebruik van de kosmopolitische geest van de Kushanen om in hun rijk patronage te vergaren voor haar boeddhistische sekte. Dankzij de orde en veiligheid onder deze heersers kon zij ongehinderd afreizen om anderen voor zich te winnen, in elk geval hun hart of portemonnee. Zo bereikte uiteindelijk het boeddhistische gedachtegoed via een lusbeweging om de Himalaya het westen van China. Een paar eeuwen later ontsprongen er allerlei scholen in het Chinese kernland. Van daaruit exporteerden Chinese monniken hun leer naar Korea en samen met Koreaanse monniken deed het boeddhisme ook zijn intrede in feodaal Japan. Bijna vijftienhonderd jaar later maakt de Zen-school in Californië furore, terwijl het boeddhisme in India nagenoeg als onderscheidende machtsfactor in de samenleving verdwenen is.
Hoe kan een school ideeën kruisbestuiven en vermenigvuldigen?
Nadat de machtige bibliotheken van Alexandrië en Rome ten onder zijn gegaan door de opkomst van het christendom of plundertochten van Germanen, verschuift het centrum van kennis uiteindelijk naar Bagdad vanaf halverwege de achtste eeuw. De legendarische kaliefen Harun al-Rashid en zijn zoon Al-Ma'mun maakten er zowat persoonlijke prestige projecten van om 'Het Huis der Wijsheid' (Bayt al-Hikma) een centrale plek te geven in wetenschappelijke en filosofische kringen in deze wereldstad, centrum van een wereldrijk. Geleerden uit alle windstreken, uit Arabië, India, Perzië, Centraal-Azië, Byzantium, West-Europa en Noord-Afrika, van welke religieuze oriëntatie dan ook, waren welkom om school te maken. Teksten uit de Romeinse en Griekse oudheid werden vertaald en becommentarieerd; theorieën en getalsystemen uit India werden op hun praktische waarde getoetst en overal zette men kleinschalige empirische experimenten op, organiseerde men filosofische en theologische debatten. Contact met China had een nieuw medium geïntroduceerd wat alles in een stroomversnelling bracht: papier.
Hoe kan school maken een gebaar van gemarginaliseerden zijn?
De langst bestaande universiteit is die in Fez, Marokko: Universiteit al-Qarawīyīn, volgens de overlevering is deze ontstaan door een moskee die werd opgericht door Fatima al-Fihri in 859AD. Fatima's familie was deel van een diasporische gemeenschap die Tunesië ontvlucht was om politieke redenen en in Fez was neergestreken. Ze nam het op zich om met geërfd geld een grotere moskee te laten bouwen voor haar gemeenschap, omdat hun eerdere moskee uit zijn voegen barstte. Een paar duizend kilometer noordelijker, aan de rand van de beschaving, waren 'scholen' ontstaan in de vorm van monnikenorden op Keltische (culturele) grond. IJverige Ieren hadden het op zich genomen om Latijnse literatuur over te schrijven en te voorzien van prachtige kalligrafie waarin hun Keltische wortels doorleefden. In een evangelische drang trokken sommigen ook naar de woestere Engelse en Schotse koninkrijkjes. Daar verrezen kloosters die de oude kennis levend hielden. Zo ook op het eilandje Lindisfarne waar het Vikingen vlak voor het begin van de negende eeuw vooral te doen was om de gouden ornamenten van deze boeken te roven en de rest te verbranden. Het maken van scholen had geen plaats in hun wereldbeeld waarin het maken van naam voor jezelf en familie van meer belang was. Of je nou eliteman of simpele boer was, ieders naam kon na zijn dood glorieus klinken in Valhalla. Het was een egalitair denksysteem dat misschien wel effectiever werkte dan welk nivellerend onderwijsideaal ook.
Wat maakt dat scholen andere scholen als bedreigend kunnen ervaren?
Het geestelijk leven in christelijk Europa leunde op de richtlijnen die de bischop van Rome, de Paus, of de patriarch of de keizer in Constantinopel dicteerden. Na de milleniumwisseling werd de spanning tussen deze twee machtspartijen zo groot dat er een schisma, een splitsing, optrad tussen de katholieke kerk en de orthodoxe. Kwesties van macht en gezag, de feilbaarheid van Gods vertegenwoordigers op aarde en allerlei subtiele verschillen in opvattingen over de waarde van iconen en het gebruik van wel of niet gegist brood zorgden ervoor dat men elkaar uiteindelijk excommuniceerden in 1054. De onderlinge rivaliteit en ongemakkelijke vrede tussen de twee 'scholen' kwamen niet tot een volledige uitbarsting (al kan je met enige fantasie de plundering van Constantinopel door hun voormalige maritieme rechterhand de Venetianen in 1204 lezen als godsdienstige afgunst), omdat beide kerken hun handen vol hadden aan het voorkomen van het afsplitsen van nog meer scholen (bijvoorbeeld de Catharen en later de Tempeliers in Frankrijk) of het buiten de deur houden van gevaarlijke heidenen (zoals de Ottomanen in het oosten van de Middellandse Zee).
Hoe kan een school onderworpen zijn aan een dynamiek buiten haar directe speelveld?
Waar in de bloeiende Europese steden van de middeleeuwen de gilden schoolmaakten om hun opvatting over kwaliteit en gezelschappelijk ambacht beoefenen te institutionaliseren, daar verdween bij de plundering van Bagdad in het 1258 al het eeuwenoud vernuft van de aardbodem of werden vakscholen en masse naar nieuwe hoofdsteden gezogen, die oostelijker lagen in het Iraanse hartland. Een kleine eeuw later herhaalt zich deze beweging wanneer Timoer de Manke (Timurlame), een afstammeling van de Mongolen, zijn hoofdstad Samarkand laat verfraaien door tijdens zijn plundertochten door het Midden-Oosten hele scholen vaklui te deporteren om deze stad te verfraaien. Het is een tijd waarin zich een soort totale samensmelting voltrekt van de ongedurige steppenvolkeren en de geürbaniseerde antieke machtcentra in heel Azië. Dit leidt tot de bloei van allerlei nieuwe scholen op ambachtelijk, filosofisch, religieus en artistiek vlak. Sommige revisionistisch, andere innovatief. In onze streken vormt in die tijd de Hanze een internationaal verband, die als een 'handelsschool' dicteert wat de voorwaarden zijn voor bloei dankzij internationale uitwisseling.
In het Koninkrijk Mali leefde in de veertiende eeuw de rijkste man die ooit heeft rondgelopen op aarde: Mansa Moussa. Deze koning die zijn rijkdom vergaarde door controle over de transsaharische goud- en zouthandel wist persoonlijk de economie van Caïro, Medina en Mekka door inflatie te verstoren vanwege de hoeveelheid goud die hij gul weggaf op weg tijdens zijn hadj. (Op de terugweg besloot hij hij weer voldoende goud te lenen om de schade te beperken.) Zijn rijkdom benutte hij ook om te urbaniseren en scholen en moskeeën te stichten in zijn rijk. Daardoor kon de islam, een minderheidsreligie bij zijn aantreden, aan terrein winnen. Vooral Timboektoe werd een bloeiende stad voor intellectueel leven. De legendarische welvaart in Mali ontlokte ook nieuwsgierigheid bij handelaars uit Venetië, Spanje en Portugal die de westkust van Afrika begonnen af te struinen naar fortuin.
Onder welke omstandigheden kan een school naam maken voor zichzelf?
Welvaart onderlinge wedijver in de Italiaanse stadstaten vormden de opmaat voor een cultuur van patronage en het ontstaan van allerlei intellectuele en kunstzinnige scholen. Dichter Petrarca zette de literaire excellentie van de oudheid op de agenda in Italië, een rijtje welbekende namen maakte indruk met briljante architectonische vondsten, beeldhouwwerken, muziek, literatuur, fresco's en schilderijen, Niccòlo Machiavelli probeerde in de advieskringen van de machthebbers aandacht af te dwingen met zijn provocerende Il Principe (De Heerser). Elk van deze vindingrijke geesten maakte school als het ware, al was het maar als vorm van marketing temidden van de harde concurrentie om geld en prestige. De boekdrukkunst was net als de introductie van papier in Bagdad een versneller van het verspreiden van gedachtegoed. Ook in de Bourgondische Nederlanden was een zogenaamde renaissance bezig. Hier maakte men school met 'Vlaamse Primitieven' en met humanistische scholen die mensen als Desiderius Erasmus en Thomas More voortbrachten. Maar ook de zo gevreesde volgende afsplitsing in het christendom deed zich daar voor. Immers, ook Maarten Luther en Johannes Calvijn konden hun dwars-denkende 'scholen' snel verspreiden via de boekdrukkunst.
En zo arriveren we op de drempel van de moderne tijd. Welvaart en macht zal zich door koloniale ondernemingsdrift en militaire(-maritieme) technologie steeds sneller en heviger gaan concentreren in West-Europa. De moderne wetenschap ontpopt zich daar en splitst zich in allerlei disciplines die als eigen 'scholen' kennis scheppen over de mens, de aarde, het heelal. De geesteswetenschappen worden geboren uit de filosofie. In de kunsten zorgt patronage voor elkaar opvolgende stijlperiodes. De behoefte aan een eigen identiteit wakkert regionale -en later nationalistische- sentimenten aan bij een nieuwe middenklasse die niet kan buigen op een adellijke geschiedenis. De opkomst van de natiestaat, toenemende economische complexiteit door globalisering en technologie en een groeiend (christelijk) besef dat welgestelden iets moeten betekenen voor de onderlaag ontlokt allerlei politiek geörienteerde scholen.
Hier stop ik met deze historische verkenning. We zijn op het terrein aanbeland waarin we over scholen zouden spreken die sterk doorwerken in hoe we onze huidige samenleving ingericht hebben, hoe ons onderwijs is vormgegeven en die ons denken sturen over wie we zijn als mens en hoe we ons verhouden tot elkaar. Dat verdient een andere verkenning. En daar komt nog bij dat veel van de denkers waar ik uit put te typeren zijn als 'pre-modernen' doordat zij bijvoorbeeld sterk teruggrijpen op Aristoteles of andere pre-moderne inspiratiebronnen. Kennelijk is er echt iets wezenlijk verandert bij het aanbreken van de moderne tijd in de verhouding tussen de mens en de wereld. Ook dit verkent een eigen verkenning.
Kritische reflectie
'School maken' heb ik opgevat in de brede zin, zonder daar direct een definitie of theoretisch kader behalve mijn eigen historische fascinatie aan te koppelen. Dat maakt deze verkenning rijker, maar misschien ook ongerichter. Bewust heb ik geprobeerd weg te blijven van de voorlopers van ons onderwijssysteem. Daar is een geheel eigen narratief over op te tuigen waarbij ook direct de internationale varianten en verschillende tradities het verdienen om genoemd te worden. Ook ga ik onvoldoende in op hoe individuën of vriendschappen een cruciale factor vormen binnen het school maken in de geschiedenis. Dat punt is nou juist interessant om verder te onderzoeken, omdat het raakt aan tegenkracht of professionele eigenzinnigheid en kringen maken, centrale principes in het muzische gedachtegoed. Wat ik wel geprobeerd heb is om enige nieuwsgierigheid aan te wakkeren naar de specifiek historisch-culturele omstandigheden waarin men school gemaakt heeft. Het lijkt een fenomeen binnen samenlevingen die hun cultuur voornamelijk ontplooien in steden en daarbij de wisselwerking met anderen aangaan. Daarbij zou ik eigenlijk meer aandacht moeten besteden aan de politieke verhoudingen die zorgden voor bijvoorbeeld wedijver, patronage, repressie of disruptie. Die dimensie diep ik niet genoeg uit.
Conclusie
Op dat punt van het politieke ligt misschien wel een interessante kwestie voor 'het vestigen van een muzische school'. In zijn proefschrift haalt Bart van Rosmalen namelijk drie dynamieken aan die erg op spanning staan met de professionele eigenzinnigheid, de tegenkracht die hij wil versterken: status, macht en geld. School maken als historisch gebaar lezen en er de geschiedenis op naslaan, leert ons dat die zaken een school kunnen maken of breken. De aanname aan boord nemen dat school maken een kenmerkend fenomeen is in culturen die opbloeien rondom een veelheid aan interactie (zoals in steden), geeft ook het vertrouwen dat (historisch) anekdotisch materiaal hierin al veelzeggend kan zijn en richtinggevende inzichten kan genereren.