Tegenkracht of is het autonomie?

Het woord tegenkracht, wordt zoals Pott stelt in sommige stukken in het proefschrift op elke bladzijde geschreven. Maar zij mist de uitleg van het begrip. Waar hebben we het nu eigenlijk over? Kracht waar tegen en waar toe? Carolien Oostveen verbeeldt de tegenkracht als de ruimte zoekend en nemend, grenzen oprekkend, ellebogen iets wijder, jezelf ruimte geven binnen en vooral over de grenzen die gesteld zijn door instituties. Zo doet zij bij haar opdrachtgevers, haar klanten,haar collega’s en zelfs bij haar deelnemers. Pott vraagt naar het waartegen en waartoe. Zij kijkt voor dit antwoord naar diegene met wie zij werkt, die zij in trainingen en lessen ontmoet, op de werkvloer en ook naar haar eigen tegenkracht.

"Sinds ik bij het lectoraat werk, is het woord veel gevallen. Ik lijk het te herkennen, maar is dat tegenkracht of gewoon ordinaire weerstand tegen datgene doen wat gevraagd wordt. Of rebelsheid, patroonmatig nee doen als ja gevraagd wordt of andersom. De grenzen van het systeem wekken weerstand op. Dat kan bij mij een draaiboek zijn dat dingen van me vraagt die ik onzin vind of ik zie het bij Bart als gesproken over geformuleerde criteria om de kwaliteit van het lectoraat te toetsen en borgen. Er is dan vaak het zinnetje in mijn hoofd “ dat zullen we nog wel eens zien” of “ ik doe wat mij goeddunkt, met de bijzin ‘ en dat is niet ten dienste van mij zelf, maar van de deelnemers, training, of welk ander doel dan ook. Volledig overtuigd van eigen gelijk. 

Wat is dat wat ik hierboven beschrijf? De angst voor aanpassing? Voor verandering? Het niet willen passen in het systeem? Of is het de rebel die sowieso tegen is, wat de ander ook van me vraagt en daarmee een aangepast patroon die op geen enkele wijze lijkt op de tegenkracht waar Bart het over heeft.

Desondanks vind ik het een onderzoek waard wat het verschil is.

Ik moet denken aan Autonomie binnen de kunst en het gewone leven. Daar heb ik bij mijn afstuderen van Fine Art een scriptie over geschreven. Het verschil in concept binnen beide werelden. De definities en daarmee de benadering van autonomie blijken binnen de kunst anders dan binnen de psychologie.

Ik kies nu de psychologische invalshoek, die past bij mijn vak als trainer. Ik meen dat de tegenkracht waar Bart het over heeft sterk te koppelen is aan autonomie vergroting van het individu. Binnen de definitie van Weisfelt, hedendaags psycholoog, wordt gesproken over 5 dimensies: Bewustzijn. Je bent je bewust van de manier waarop je naar jezelf, en de relaties die je aangaat kijkt en hoe het onbewuste, je gedachten en gevoelens daar invloed op hebben. De tweede dimensie is spontaniteit. Een spontaan persoon presenteert zichzelf zonder schroom aan de ander. Intimiteit, de derde. Deze ontstaat wanneer je de ander laat weten wat je denkt, vindt en wilt. Onthulling is daarbij vanzelfsprekend. Integratie is de vierde. Wanneer je integreert, beantwoord je de vraag hoe je jouw autonomie kan vormgeven, terwijl je rekening houdt met je omgeving. En zingeving is de vijfde dimensie Dit betekent dat je kan benoemen waartoe je doet wat je doet, welke richting en doel je hebt, zodat je zin kan geven aan wat je doet.

Door muzisch te werken, je eigen makerschap aan te wakkeren, samen te spelen en op te voeren, raak je de vijf dimensies van autonomie. Het instappen in het muzische is over de schroom heen, onthullen. Is improviseren en aanhaken op wat gebeurt. Laten komen wat komt. Het raakt het spontane handelen en creert intimiteit. Het verbindt. Zoals de muzen reflecteren op de heldendaden, zo ondersteunt het eigen bewustzijn de manier waarop je naar jezelf kijkt en hoe je verbindt met anderen. De wijze van integratie van alles wat in de vorige dimensies ontdekt en ervaren wordt, geeft de grote van het speelveld aan van het individu. Hier worden de grenzen opgerekt, terwijl het systeem of de mensen die ze bepalen aangekeken. Je weet waar je het voor doet.

Muzisch werken versterkt de autonomie. Ik zie het om mij heen. Ik zie de verandering in handelen bij mensen die bij het lectoraat onderzoekers zijn. Ze worden vrijer, nemen meer ruimte in en voelen daarnaast een grotere verbondenheid met dat wat op hen heen gebeurt of waar ze onderdeel van uit maken. Voor mij is dat tegenkracht. Het gaat over durven staan voor wie je bent, in verbinding met de ander, waarbij je met elkaar meer durft te laten ontstaan. Je de ruimte neemt daarbinnen, en niet bang bent voor grenzen van systemen.

Terug naar de vraag van Pott waarin zij vanuit haar voorbeeld stelt dat de oefeningen aangeboden door Bart in een training draait om persoonlijke emoties en dat het morele gehalte niet ter discussie staat. Nog 1 voorbeeld. De afgelopen maand rondde ik bij de CHE de minor af Innovatie door kunst met 24 performances. In 8 weken het makerschap aangewakkerd op zeer verschillende manieren, door bronnen onderzoek, door saaie schilderijen maken, door installaties bouwen in de school etc etc. Onder de indruk van wat zij aan elkaar lieten zien: persoonlijke verhalen en vraagstukken gepresenteerd in lecture-performances, in films, in ter plekke schilderen, tekenen, spelen, musiceren, met het publiek. Nu druppelen de reflectieverslagen binnen en zo vaak lees ik dat ze er zelf door veranderd zijn, meer naar zichzelf, meer durven wat ze denken, meer laten zien. Behoefte aan verlenging van het vak. Hoe hou ik dit makerschap aan. Ik noem dit autonomie ontwikkeling, professioneel worden, durven te uiten. Ik ben dankbaar dat ik dat mag zien en meemaken.

Voor mij zit daar ook de duurzaamheid waar Van den Braembussche op doelt. In ieder geval zit de duurzaamheid in het structurele persoonlijke inzicht en mogelijke verandering die het muzische kan bewerkstelligen.

Van den Braembussche vraagt zich af hoe je de muzische instantie in de praktijk van een organisatie met een zekere duurzaamheid implementeert.

Ik moet denken aan het motto dat Horizon, het trainingsbureau waar ik tien jaar voor heb gewerkt, een tijdje had: ‘mensen bewegen organisaties’. Hun of onze visie was dat als je verandering wilt in een organisatie dat alleen via de mensen die er werken kan. Zij zullen iets moeten gaan doen, waardoor dat gebeurt wat de organisatie meer wil.

Cru gezegd, met de tutorbijeenkomst in het achterhoofd, als een van de directeuren zegt, je hebt 10 minuten per student om hem te begeleiden, en gemor niet lijkt te helpen, dan plan je 80 gesprekken in van 10 minuten. Andersom bestaat ook, als je directeur vanuit eigen visie en tegenkracht andere keuzes maakt dan heb je maar 16 studenten onder je hoede en (bijna) alle tijd van de wereld.

Kan dat eigenlijk wel muzische distantie implementeren? We kunnen voorwaarden creeeren om het muzische aan te roepen, aan te zetten. Het gaat volgens mij erover dat je er plek voor durft te creeren. En mensen ondersteunt in het ongemak, de wrijving en alle andere dingen die er bij horen, waar we niet zo van houden.Het vreemde is dat ik er geen beeld bij krijg, geen voorbeelden. Waar gebeurt het al? Bij plekken waar ze het niet weten aandurven, bij plekken waar ze verbinding aan durven, en gelijkwaardigheid, plekken waar je aangespoord wordt om performatief te zijn.

Kan je er cultuur mee/van creeeren? Zou het kunnen, dat ik ooit zeg “ de organisatie waar ik werk kenmerkt zich door zijn muzische cultuur? Een cultuur waar we elkaar vinden door performatief te zijn, te maken, te vertellen, te spelen en heel veel kringen te maken binnen en buiten de club, zodat verbinding ontstaat. Waar het normaal is je viool mee te nemen naar je werk, je kleurpotloden en je voetbal. Waar het normaal is dat je schoorvoetend mag zijn om altijd weer in te stappen. Waar een gedicht wordt voorgedragen, zo maar ergens op de gang, waar opgemerkt wordt wanneer tegenkracht verminderd omdat daarmee de noodzaak aangewakkerd wordt tot meer aandacht voor muzisch werken. Waar voor wrijving, naast de gevoelde spanning ook applaus klinkt. Het lectoraat is een goed voorbeeld, een startende muzische groep, binnen een groter geheel, de HKU, het kunstvakonderwijs, de opleidingswereld. Ik sta met mijn neus vooraan.

Professor van den Braembussche, laten wij elkaar over een jaar weer spreken. Ik heb dan een beter antwoord".

 

 

Reacties