beginnen toe te laten
Ik denk aan vogels omdat ik daar net over las bij de Franse filosoof Serres in zijn boek 'muziek'. En er valt lamplicht op het papier. Ik teken drie vogels in de vlucht zoals ik ze als kind tekende. Twee naast elkaar liggende horizontale boogjes vormen de vleugels. Waar ze elkaar raken zit de kop. En ik teken de cirkels van het lamplicht na. Hoe kan dat licht op de tekening blijven? Net als het allemaal te petieterig begint te worden pak ik blauw en oranje oliepastel en zet in woeste halen een zigzag van boven naar beneden. Tjonge: zoveel kleur en zoveel grove lijnen....dan ga ik die ingreep zacht toedekken met verf en paletmes. En er komt nog een lichtblauw wezentje tevoorschijn. Beginnen toe te laten dat de wereld veranderd is. Luisteren naar wat er in mij verandert. Rationeel begrijp ik (misschien) wat er gaande is, maar de verandering is nog niet doorgedrongen in mijn lichaam, niet toegelaten in de andere lagen van mijn zijn. Daar is nog geen ruimte gemaakt. Nog geen landing mogelijk. Nu ben ik ben begonnen met toe te laten.
In Serres (muziek 2012 pag 65) lees ik: Ons klaaglijk moduleren, van begeerte of van rouw, bereikt nog heden ten dage diepliggende neuronen die we in ons reptielenbrein delen met de vinken, mezen en kolibries. Worden die vogels door de muziek geholpen om bekentenissen te doen? Dringt de muziek tot in het binnenste van hun ziel, dezelfde ziel als waarvoor wij een naam hebben verzonnen?
Anouk schreef:
voor wat ik nu ervaar
in mijn lichaam
het knarsen van mijn tanden
het nijdig bonken van mijn hart
de droogte in mijn slikken
mijn rusteloze benen
de gespannen boog van mijn ruggengraat
maar ook:
in de afwezigheid van anderen
de niet geroken geur van een vreemde passant
de niet gegeven hand, kus, lach...
de niet gevoelde stekelige haartjes op een ongeschoren vluchtige wang
en:
in het niet voelen van de wind van een verplaatsing
heb ik één woord begrepen
duur
duuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuur
ze strekt zich uit tot waar ik voelen kan
ik moet ver duren
en nog verder
en nog
een landschap van tijd
uren als grassprieten
in een veld van maanden misschien
jaren…
zo ver het oog reikt
bloeien er seconden
duizenden, miljoenen
de wind speelt met de eindeloosheid
kijk hoe ze dwarrelt
neervalt
om ergens anders weer op te spelen
en nergens een horizon
en toch moet je rechtdoor
zo mooi als ze zich voordoet
-dat oord dat zich de duur noemt-
zo pijn doet ze
omdat ze zich van geen kwaad bewust is
stuur haar een slang
een appelboom
schop haar uit evenwicht
laat ergens een einde naderen
een woord klein als ‘tot’