Thalia- bloeiende feestvreugde
Thalia- (de bloeiende feestvreugde). Draagt een komisch masker en een laurierkrans. Dat laatste verwijst naar Dionysus en het bacchische van het spel. Interessant aan dat komische masker is dat een masker natuurlijk bij uitstek jouzelf tot een ander maakt. Zo gauw je het opzet word je even iemand anders. Zo werkt humor, de grap, de nar, het lachen om het komische als wending.
Er wordt een grap gemaakt. Er gebeurt iets komisch. Daarin zit altijd iets dubbelzinnigs in de letterlijke betekenis van het woord dubbel-zinnig. Twee werkelijkheden komen tegelijk tot leven. De werkelijkheid van het gewone en dwars daar doorheen de grap die er de draak mee steekt. De grap die in de werkelijkheid prikt waardoor we er ineens van een afstandje naar kunnen kijken. Er ineens de humor van in kunnen zien. Dat is dat dubbel-zinnige. Ik hou van de grap waar zoals dat heet ‘een kern van waarheid’ in zit. Zoals een schilderij van een landschap of van een tafereel specifieke aspecten daaruit naar voren haalt, zo doet een grap dat. Uitvergroten, dramatiseren, persifleren,... Bij de muze Thalia moet ik ook denken aan de relatie tussen lachen en gekkigheid. Ook een prachtig woord, gekkigheid, om de dubbelzinnigheid die ironie, scherts, persiflage, cynisme en humor ten opzichte van het gewone teweeg brengen. Dat dubbel-zinnige is dus de aantrekkingskracht enerzijds en het gevaarlijke anderzijds. Lachen maakt blij, vrolijk en kan bevrijdend zijn (de bevrijdende lach). Maar het kan ook de vertrouwde orde verstoren en dat waar we aan hechten belachelijk maken en lachwekkend.
De taal rondom lachen
Net als bij andere muzes is er de ‘plotselinge overgang’ naar die andere wereld waarin ik niet bij mijzelf blijf maar meegesleept wordt in iets anders. De taal rondom lachen is veelzeggend. Ik schiet in de lach geeft goed dat plotselinge karakter aan.
Er kan sprake zijn van een bevrijdende lach. Die maakt iets los wat vast zet, doorbreekt de spanning, schept een nieuwe ruimte. Het opwekken van de lach. De lach is er al. Moet alleen gewekt worden.
Het grenzeloze van het lachen, het dionysische element, zit mooi in de opklimmende reeks lachen, gieren, brullen, en in het huilen van het lachen, in het woord lachsalvo’s, de slappe lach, of erger nog de lachstuip waar we in kunnen geraken en de vaststelling achteraf dat we ons rot of sterker nog zelfs ‘gek’ hebben gelachen tot en met het tragische eind aan dit alles met de uitroep: ‘ik lach me dood’. En om de zekere vreemdheid tot een terugkeer naar het gewone na het uitbundige lachen te overbruggen zeggen we vergoeilijkend ‘he he, was me dat lachen’. Ook het woord lachlust is veelzeggend. De lust om te lachten, het verlangen om zich aan het lachen over te geven. Lachen is een kwaliteit in de interactie waar we met waardering naar verwijzen. Weet je nog.....dat was lachen. Of ‘je kan met hem of haar lachen’. heel wat anders dan het tegenovergestelde: de zuurpruim waar geen lachje af kan.
Mooi ook dat we zelfs zogenaamde lachspieren hebben waar iets op kan werken. Dus dat gaat over de lichamelijkheid van lachen: contractie, zoals de slappe lach ook fysiek is, ik ken iemand die eens van zijn bankje viel tijdens de slappe lach, en ‘ik deed het in mijn broek van het lachen’.
Lachen ook (en vooral) een sociale bezigheid. Samen met anderen. In je eentje wel, maar toch een beetje raar. Lachen ook aanstekelijk. De een steekt de ander aan. Een aanstekelijke lach. En de gulle lach. Die deelt nog uit ook. Zit een sterke collectieve kant aan.
Lachen dus niet allen dubbelzinnig in dat het een tweede werkelijkheid naast het gewone laat zien. Maar ook dubbelzinnig dat er heel dubbele waardering voor is. Lachen is niet ronduit positief. Al die zinnen met rot, gek, doodlachen bijvoorbeeld
De kwalificatie ‘dat is een echte lachebek’ gaat net iets verder dan het gulden midden. Die persoon wordt niet helemaal serieus genomen. Ook het begrip ‘dat is een echte lolbroek’ is niet zomaar positief. Vallen geen serieuze zaken mee te doen. En met ‘de lachers op je hand hebben’ laadt je de verdenking van goedkoop succes op je.
In die hoek moet je niet belanden denk maar aan de dreiging die uitgaat van ‘het lachen zal hem snel vergaan’ of nog eenvoudiger maar zeker zo dreigend ‘lach maar...puntje, puntje, puntje. Waarbij degene die dat te horen krijgt zelf kan verzinnen wat hem allemaal te wachten staat als het bevrijdende lachen voorbij is. In dat ‘lach maar’ en ‘het lachen zal hem vergaan’ ligt een beteugeling van losbandigheid en uit de band springen verscholen. Degene die spreekt heeft de waarheid in pacht. De moraal zal zegevieren. Een andere indicatie dat lachen gepaard kan gaan met gevoelens van superioriteit zoals in ‘de somber feiten weglachen’. En de machtsstrijd in de zin ‘wie het laatst lacht, lacht het best’. En natuurlijk bij deze negatieve kanten ook dat lachen belachelijk maken is of zich belachelijk gedragen is. Of dat iets lachwekkend is
Thalia heeft als attribuut een komisch masker in de hand en een streng laurier door haar haar. Dat laatste verwijst naar de verbinding met dionysos. Het uitbundige, overvloedige. Mooi zijn ook de worden ‘bloeiende feestvreugde’. (zal wel in wikipedia staan). Bloeiend is een beweging een gebeurtenis, een zijnstoestand. Een feest is een gebeurtenis, een viering, een samenkomst. En vreugde is de werking, de geest die werkzaam wordt. (Saleming)
Bij bloeiende feestvreugde komt voor mij de canon ‘lachend komt de zomer over het land’ naar voren. Ik heb de versie van C. Bresgen. (kan zijn dat er nog andere versies van bestaan). De titel van deze canon is al bijna de hele tekst. Het begint met vier keer het woord lachend telkens een noot hoger en bloeit dan letterlijk open in ‘komt de zomer over het land’. (MUZIEK AFDRUKKEN) In de tweede regel zet het openbloeien zich nog eens flink voort als de hele toonladder omhoog lopend voorbij komt met ‘o-over het land komt hij’ en dan als uit roep ‘lachend’ gevolgd door ha, ha, ha waarbij de daad van het feitelijke lachen als het ware in de muziek bij het woord gevoegd wordt.
Er zijn maar 10 minuten nodig om een zaal van 100 of meer mensen hier helemaal in mee te voeren. Dan is Thalia op en top werkzaam. Eerst de eerste regel tot ie zit, dan de tweede. Dan het hele liedje. En dan in drie groepen. En dan als iedereen dat staat te doen oproepen om naar elkaar te luisteren, dus alle andere partijen te horen terwijl je zelf volop aan het zingen bent. En dan de finesse van dat ‘lachen’ eruit halen. Dat dat hele lied een ode aan het lachen is. De feestvreugde die er als vanzelf onontkoombaar uit opbloeit. En het letterlijk ‘lachen’, het ‘ha ha ha’ wat als een wind door de zangers heen gaat van groep tot groep elkaar aanstekelijk toeroepen. Ik heb deze canon vele malen uitgevoerd met groepen groot en klein. Een speciale herinnering bewaar ik aan familiefeesten rondom mijn steeds ouder wordende schoonouders. Als een compleet gezelschap 90-jarigen, er is enige zangvertrouwdheid onder hen, dat wel, vol overgave en hilariteit elkaar toeschreeuwt dat de zomer lachend naderbij komt over het land: hahaha! Stel je daarbij voor dat ik de laatste versie, dus de laatste minuut van de tien, voorstel om het tempo bijna te verdubbelen en er de swing van een jazztiming aan toe te voegen. Dat brengt de hele groep tenslotte als vanzelf aan het dansen. Feestvreugde.
(eventueel vertellen dat dit ook de slot-scene was van de openbare les).
Dit vertelt dus iets over die laurier, de verbinding met Dionysos, de bloeiende feestvreugde. Nu nog iets over het komisch masker.