Een dagende verhaallijn over Meletè en aandachtigheid, zorg & oefening in de Oudheid

Dagende gedachte is dat je iets te weten komt over een cultuur of historisch tijdperk door te kijken waar men ‘aandachtig voor was’. In welke contexten werden 'meletè', 'melo', 'epimeleía' en 'meletao' gebruikt in de oudheid? Dat vertelt misschien een verhaal over waarin men geloofde dat aandacht gesteld moest worden en hoe dit geloof veranderde door de tijd.

Hesiodos oriënteert de lezer vanzelfsprekend op de aandachtige bedrijvigheid van de boer die moet voorzien in zijn eigen bestaan.

De wetten van Charondas gaan over hoe men kan voorzien in het goede leven en dat achterblijvers de aandacht verdienen van de dèmos om ook onderwijs te ontvangen. Hier vind je ook al de parallel tussen lichamelijke aandacht van de arts voor wie ziek of gewond is en de ziel die door de kennis van een leraar ‘heel’ kan worden. 

Sappho oriënteert de aandacht naar het beminnen van een ander. In enkele overgebleven fragmenten van haar poëzie bezingt zij de ander als degene die haar zorg is. 

Tragediedichter Aischylus laat de gekidnapte prinses van Troje, Cassandra, ijzig zeggen dat de dood van haar kidnapper, Agamemnon, de zorg van de goden is.

Bij collega Sofokles horen we het koor terugzingen op Antigone dat haar belediging tegen de machthebber niet getolereerd kan worden door degene aan wie de zorg om die macht is. En aan het slot, als iedereen rondom Kreon zich van het leven beroofd heeft, maant hetzelfde koor deze machthebber, koning Kreon, om de zorg ter hand te nemen voor wat nu om aandacht vraagt wanneer Kreon zelf een smeekbede houdt om zijn lot te ontsnappen en naar zijn laatste dag gevoerd wenst te worden. Maar het koor houdt onberispelijk voor dat wijsheid voor arrogante leiders met grote woorden met de jaren komt na een flinke didactische afranseling. In een ander werk van Sofokles ruziet Oedipus met de blinde ziener Tiresias en weigert de schokkende woorden van de wijze man serieus te nemen. Hij roept Tiresias toe dat die in diens eeuwige nacht hem niet ten val kan brengen noch ieder die het licht kan zien. Tiresias werpt tegen dat Oedipus’ ondergang een zorg toevertrouwd aan Apollo is, de god van de waarheid en het licht.

In de Medea van Euripides bezingt het koor de zorg voor het zoete geschenk van kinderen als een die het leven van vrouwen uitput. En waarvan de moeder nooit weet of die zorg vruchten gaat afwerpen in de vorm van een goede karakters of onheil zal brengen door te vroeg gestorven kinderen. (Kindersterfte was hoog en het is niet ondenkbaar dat Atheense vaders dochtertjes ombrachten vanwege de latere last van een bruidschat.) In het licht van wat Medea met haar eigen kinderen zal doen is het des te afgrijslijker dat zij niet zozeer uitgeput is door deze zorg, maar rancuneus is geworden door als immigrante het huwelijksjuk te dragen met een man die geen acht meer op haar slaat.

Tijdens de Peloponesische Oorlog pent Theucidides een speech van Perikles neer die de Atheners prijst voor hun open repressieloze samenleving waarin ook vreemden getuige kunnen zijn van hoe de burgers zorgdragen voor militaire beleid, voor andere publieke zaken alsmede hun privézaken. Daarbij ziet men discussie en oneigheid niet als obstakel, maar als bouwsteen voor wijze beslissingen. Athene is zo de school van Griekenland. Misschien doet men niet aan zulke intensieve training van mannelijkheid als Sparta, maar men heeft wel degelijk de moed om elk gevaar in de ogen te kijken.

Plato gebruikt in De Wetten de aandachtigheid in de betekenis van ‘toevertrouwde zorg/opgedragen taak’ wanneer het gaat om functies in de staat. Hij gebruikt het woord echter ook in de context van wetgevers met behulp van een parallel met het genezen van zieke patiënten. Plato schetst twee type dokters die patiënten behandelen. De eerste vertrouwt de zorg toe aan de meester van de zieke. Deze dokter handelt op basis van afgekeken kunst bij andere artsen en ervaring en brengt de behandeladviezen met de stelligheid van een dictator. De tweede dokter doet systematisch aan kennisontwikkeling, praat met patiënten om zich een goed beeld te vormen, draagt kennis over en overtuigt de patiënt van het juiste pad naar genezing. Deze parallel gebruikt Plato om te kunnen beweren dat er niet alleen wetten gemaakt dienen te worden die onjuist moreel handelen bestraffen, maar dat de burgers ook van juist handelen overtuigd dienen te worden.

Dezelfde zorg om de polisgemeenschap vinden we bij Isokrates die zijn stijl van spreken en schrijven niet cultiveert om tegenstanders in rechtbanken te verslaan of zijn mythische fantasieën de vrije loop te laten gaan, maar de goede zaak van Athene en de Grieken wil dienen met een rijke retorische stijl.

Bij Demosthenes vinden we nog de aandachtigheid en inzet die verlangd wordt van een medeburger om iets goeds te betekenen voor diens polis. Van Demosthenes zelf schrijft Plutarchus dat die zich grote moeite en aandacht getroostte om een goed redenaar te worden. In de aan Xenophon toegeschreven Staatsregeling van Athene lezen we dat goed bestuur geen zaak van aandacht is voor de democratische brugers van Athene zolang zij zelf maar vrij zijn om te besturen. De Atheense geallieerden lijken daarentegen wel slaaf geworden te zijn vanwege hun behaagzieke relatie met deze burgers. Atheense magistraten die veel per schip reizen trainen zichzelf ongemerkt in de roeikunst, een proces waarin instrumentele aandacht leidt tot de toeëigening van jargon en vaardigheden.

In de Ethica Nicomachaea van Aristoteles lezen we dat er lange tijd aandachtige oefening nodig is om goede gewoonten in te slijten die als iets van een tweede natuur worden. In zijn Politeia klinkt het appel om de training op ons te nemen om onze natuur te voleinden: een redelijk en intellegint wezen te worden. Ook wijst Aristoteles er daarin op dat het op zich nemen van militaire training niet dient om anderen te onderwerpen, maar om niet door anderen onderworpen te worden.

Later -als politiek bestaan als burger ingrijpend veranderd is door de globalisering en imperialisering in de Hellenistische en Romeinse tijd- is er een appel op vaders om de opvoeding van hun zonen ter hand te nemen. Foute vrienden moeten bij hen weggehouden worden -wat een interessante echo is van een wet van Charondas die de omgang met mensen met een slechte invloed verbood. Pseudo-Plutarchus vergelijkt de filosofie als het medicijn voor de kwalen van de ziel met hoe een arts het lichaam kan genezen en hoe lichamelijke oefening goed is voor de conditie. In de Romeinse keizertijd zijn leraren vaak geleerde slaven. Hier is dus geen sprake meer van wetgeving vanuit de dèmos, maar eerder een ‘zelfhulpboek’ in een geglobaliseerde samenleving waarin het openbare leven in politiek opzicht geen verstoringen meer van de bestaande orde teweeg kon brengen. In De Liberis Educandis ('Over de opvoeding van kinderen') veronderstelt men dat het leven van mannen in drie domeinen uiteen valt: een publiek leven als participant in de activiteiten van de staat, een contemplatief teruggetrokken leven en een hedonistisch leven. De filosofie is hierin de voornaamste richtsnoer waar men aandacht aan dient te geven. Daarmee valt men niet ten prooi aan excessen van plezier, maar kan men bronnen van kennis aanboren om zich publiek nuttig te maken. Vaders dienen hierin te voorzien voor hun zonen. Het lijkt erop dat men niet op de wetten van de staat hoeft te rekenen om hierbij hulp te ontvangen als het bekostigen van een opleiding moeilijk blijkt.

Tegelijkertijd wordt het woord voor aandachtigheid en zorg ook gebruikt in de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en in het bijzonder in de beschrijving van de Barmhartige Samaritaan. Hierin zie je hoe in deze geglobaliseerde wereld waarin maar zeer beperkt controle had over de gang der zaken, het vroege Christendom een houvast zoekt in medemenselijkheid en zorg voor wie dat behoeft. Ook hierin schoot het staatsbestel van een groot rijk niet afdoende te hulp. In deze jonge religie klinkt de roep om je ‘eigen zorgen’ in handen van God te geven en op Hem te vertrouwen lezen we in het evangelie van Petrus. In Timotheüs lezen we dat zichzelf oefenen in de richting van het 'goedheilige', om aandachtig om te gaan met wat zich laat lezen en met lessen en de eigen innerlijke geschenken niet te verontachtzamen. 

Marcus Aurelius' boek waarin hij zijn bespiegelingen heeft neergepend, roept nadrukkelijk op om aandachtige zorg voor het zelf, voor gematigdheid en dankbaarheid voor wat men al heeft en verzoening met het lot. Daartoe dient ook het onderwijs aan jongeren volgens deze laatste keizer uit de gloriedagen van het Romeinse Rijk.

Twee eeuwen en een veranderde wereld later is dit rijk in sterke mate een Christelijk rijk aan het worden. Keizer Julianus 'de Afvallige' probeert die oude wereld bevolkt door vele goden en doordrenkt van Griekse oriëntaties op hoe te leven en samen te leven nog te redden. In zijn brieven lezen we dat hij de zorg om muziektalent en scholing van kunstenaars aanbeveelt; dat hij gouverneurs opdraagt om de zorg op zich te nemen voor belangrijke besluiten ter bevordering van het algemeen goed van hun steden. Maar zijn visie sneuvelt al snel met hem en niet lang daarna vestigt de Christelijke gedachte zich als onwrikbaar gegeven tot aan de Verlichting.

WORDT VERVOLGD

Reacties