De retorica en het spreken in publiek wordt als een kunstvorm gezien, misschien wel het eerste ambacht dat na dat van dichter als zodanig gewaardeerd wordt in het oude Griekenland. In een tekst 'Tegen de sofisten' van de Griekse redenaar Isocrates (436-338 v.Chr.) staat een zin waarin hij de 'artistry' van de redenaar beschrijft, wat het vraagt van studenten en van docenten. Er klinkt een ideaalbeeld van de perfecte redenaar door die de leraar als model voorleeft. Deze leraar is volgens Isocrates dus feitelijk zelf een kunstenaar.