geschiedenis schrijven met clio
De wending ‘geschiedenis’ inbrengen heeft te maken met omkijken. We zijn gewend aan vooruit kijken en daarbij is al snel vergeten waar we vandaan kwamen. De weg die achter ons ligt zien we niet als we vooruit kijken. Waar is ons huis? daar komt de Anouk-tekst ‘voor iedereen is er een weg naar huis bij mee’. Dat we altijd op weg zijn en daarbij ons huis, ons thuis moeten loslaten. De wending ‘geschiedenis’ geeft ons daarvan weer iets terug. De terugkeer. Het terugvinden. Mijn thuis is mijn oorsprong. Dat is waar ik vandaan ben gekomen. Daar vind ik mijn oorsprong. Mooi woord: oorsprong. Daar waar het oorspronkelijk ontspringt. Als een bron. Waarin het water opwelt over de randen stroomt. Een weg zoekt. Als wortels die diep gaan en waar telkens weer iets uit kan groeien. Roots, mijn roots.
Rechttoe rechtaan gaat het bij de muzen, bij Clio zeker, ze is ook van het heldendicht, schrijft namen en daden van helden op, om het bezingen van wat was. ‘Er was eens...’ Ik kan me geen beter zinnetje voorstellen dat bij de muze van de geschiedenis past dan dat. ‘Er was eens...’ Ooit was er dit en dat en daar neem ik jou nu als luisteraar in mee. En het zinnetje zelf is al de wending. Ik ben al in een andere wereld en geef me over. En de muze zegt ‘nu zal ik gaan verhalen over...’ Ja zeg ik en geef me over. ‘vertel mij, muze’. Ik verlang. Zo was het destijds ook. de muze werd aangeroepen. ‘O muze vertel mij van...’.
Oorsprong is ook dat elk volk zijn eigen scheppingsmythe heeft. Hoe de indianen elkaar vertellen dat ze lang geleden aan land kwamen en op reis gingen. Hoe wij telkens opnieuw de schepping bezingen. Geschiedenis gaat terug naar oorsprong, naar bron, naar wortel, naar begin. Geschiedenis geeft zo gauw we die wending maken aan mij, aan de dingen, aan de anderen een begin. Er was een tijd dat ik er niet was, dat wij er niet waren, dat onze ontmoeting er niet was, dat deze vertelling er niet was. Geschiedenis herinnert zich het begin, het ontkiemen. Staat aan het begin van het ontvouwen.
Als je je in je droom afvraagt of je droomt kan je proberen jezelf de vraag te stellen ‘hoe ben ik hier gekomen’. Dat weet je niet. Je droompersonage heeft geen geschiedenis. Die is ergens zonder voorgeschiedenis.
Maar de muze Clio toelaten is ook zelf geschiedenis schrijven. Door te bezingen neemt dat wat er is vorm aan, dat wat er is wordt groot. De tweede uitleg is ‘geschiedenis schrijven’. De eerste is geschiedenis bezingen, de tweede is geschiedenis schrijven. Dat zijn maar woorden om iets op het spoor te komen. Dat loopt allemaal een beetje in elkaar over.
Waar kom je vandaan reiziger? Wat is je geschiedenis? Mijzelf die vraag stellen. Over mijzelf vertellen, mijn eigen al dan niet professionele geschiedenis vertellen is auto-muzisch. Ik bezing mezelf en bezing mezelf de wereld in. Bevestig dat ik er ben. Dat ik het ben. Met die en die geschiedenis. Ik mag er zijn. Ik laat de muze van de geschiedenis in mij toe.
En zo ook met de ander. ‘weet je nog dat ik je voor het eerst ontmoette’? Hoe ik keek en hoe jij keek. En ze weten het precies. Tot in detail. Keer op keer. De verliefden. ‘Weet je nog...’ is de deur van de muze van de geschiedenis die openzwaait en haar binnenlaat.
We zouden nu ook in boeken kunnen doorlezen over ‘herinnering’ over ‘geheugen’ alle muzen zijn tenslotte geboren uit de Godin (die titaan overigens was las ik laatst) van het geheugen Mnemosyne. Of over dat prachtige begrip ‘narrative quest’ van MacIntyre waarin we ons levensverhaal bouwen en ontvouwen met alles wat we meemaken dat we inpassen alsof we een passende puzzle aan het leggen zouden zijn. En daar dan weer naar kijken, naar die levensgeschiedenis, om daar de tekenen te vinden hoe we verder moeten. Als je jezelf voorstelt kijk je achterom. Waar ben ik ook weer vandaan gekomen. Reiziger.
Ook het idee ‘gelaagdheid’ komt op. Dat op een bepaalde plek waar we zijn, welke plek of plaats dan ook, het geheugen van die plek als over elkaar heen liggende aardlagen in de grond ligt opgeslagen. Dat er slechts voorzichtig gegraven hoeft te worden. Graven in de herinnering. Dat er iets af te pellen is door de herinnering. Laag voor laag. Tot je er bent. Bij het begin.
Hoe mooi het is als op een uitvaart iemand van de familie het levensverhaal van de overledene vertelt. Gewoon de feiten. Niet meer dan de feiten. Een mensenleven dat vorm krijgt door adressen waar hij woonde, ontmoetingen met anderen, vader of moeder worden, werkdingen en werkkringen en nog iets van hobby’s. Dat is het. Meer dan genoeg. Levensgroot verrijst de dode nog eenmaal in de kerk of het ceremonielokaal. Ja zo was het zeggen we. Dat was hem ten voeten uit.
Het recht om aanwezig te zijn van een individu, van een groep maar zelfs van een ding en een plek wordt mede bepaald door het aanwezig stellen van de geschiedenis. Pas daarmee neemt de persoon, de groep, het ding, de plek echt ruimte in. Dan is het er pas.
Hoe wonderlijk dat werkt in systemisch werk dat daarin de geschiedenis vaak tot in generaties terug wordt opgesteld en nog volledig werkend in tact lijkt te zijn.
Voorvaderen. Zoals ook bij de sjamanen en bij de wintie veel over de voorvaderen gaat. Ik sta met een groepje mannen ergens op een weilandje in de Betuwe stenen te verzamelen die in een groot vuur verhit gaan worden voor een zweethut sessie. Later als we in de hut zitten wordt elke steen die roodgloeiend binnengebracht wordt verwelkomd met ‘voorvader’, en nog een ‘voorvader’ en nog een.
Iemand die Chopin in kamer 1 heeft gerepeteerd tot ie het kan spelen hoeft dat nog niet noodzakelijkerwijs te kunnen in kamer 2 of op het podium waar het allemaal voor bedoeld is. Plekken bouwen ook geheugen op. Kamer 1 heeft door het vele repeteren enige geschiedenis met Chopin opgebouwd. Dat helpt. Dat kan kamer 2 niet zeggen. Gek he?
Op newspaperrock schreven indianenstammen stukjes geschiedenis. Om door te geven wat er belangrijk was aan hen die door al dat reizen en trekken na hen kwamen: de vindplaats van het begraven altaar, de bron, de gevaren die er op de loer konden liggen. Hotels in New York waar de Stones nog geslapen hebben. Daar wil je graag zijn.
Oorsprong is ook ontstaansgeschiedenis. Je kan de hele metaformosen van Ovidius erop nalezen hoe in de Griekse mythologie de verklaringen van ‘gewone dingen’ worden gegeven. Zoals in de Perseusmythe en passant bij het redden van Andromeda een bizarre onstaansgeschiedenis van koraal ter sprake komt. Uit het afgehakte hoofd van het monster Medusa druipt bloed. Alles wat Medusa aankijkt of aanraakt versteent. Perseus heeft het hoofd om Andromeda te kunnen redden op een bedje van zeewier even terzijde gelegd. Het zeewier verandert door de aanraking in bloedkoraal. ‘zo is dat gegaan...’ zegt de muze van de geschiedenis.
Hier zouden we kunnen doorlezen over rol en betekenis van mythologie. Want de mythologie is bij uitstek een scheppende bijdrage van de muzen aan wie we denken dat we zijn. Neem ook de film Jacky over de week van jacky kennedy na de moord op John F. En hoe ze bewust een later iconisch geworden geschiedenis schreef. Ze maakte geschiedenis. En zo is met ons eigen levensverhaal ook. Daarin zijn we zelfscheppend en mythologiserend.
Hoeveel jaren heb ik niet het verhaal van Walter en het later naar hem genoemde Walter maas Huis verteld, Een oorlogsgeschiedenis met een goed aflopend onderduikverhaal en het bij Walter plotsklaps optredend inzicht iets terug te willen doen voor alle hulp en steun enzovoort. Precies zo moest het verhaal verteld worden. Alle groepen en bezoekers die er kwamen stapten rechtstreeks de geschiedenis in. Hoe gevoelig mensen zijn, hoeveel ontzag ze hebben voor de vertelling van de plek waar ze zijn. Hoezeer we aannemen dat de geest van die geschiedenis daar nog aanwezig is. En zelfs nog rondwaart.
Tientallen malen heb ik ook het herbarium van mijn grootmoeder geopend. Of moet ik zeggen aanwezig gesteld. En nu ben ik sinds kort ook begonnen met de kristallen veelvlakken van mijn grootvader. Daarmee heb ik geschiedenis, maar die voorwerpen ook. De ‘waarheid’ of de ‘geest’ van de geschiedenis raakt op de een of andere manier aanwezig. In mijzelf, in de voorwerpen/ de spullen, maar ook mijn grootmoeder of mijn grootvader al naar gvelang het object raken aanwezig. Altijd opnieuw zie ik de werking op de omstanders, het publiek, de deelnemers en op de wending die het teweeg brengt. Binnenkomen in het Walter Maas Huis, het opengaan van het herbarium, de blik door de stenen. En dan heb ik het nog niet eens over die planten. Hoe gek dat die planten die normaal maar hooguit een seizoen meegaan nu al bijna 100 jaar voortleven. Er gaat een stil en ruim gezag van ze uit. Hoe fragiel ze ook zijn, even blazen en weg zijn ze, verpulverd in een ademtocht, er gaat iets van ‘divine wisdom’ vanuit. De woorden ‘geest van de geschiedenis’ zijn misschien wel goed. Als je zo het bezingen van de heldendaden van de Goden bekijkt is er inderdaad iets van een boodschapper tussen hier en elders. Ich fuhle luft von andere Planeten komt in herinnering. Een wind van elders.
Het predikaat Koninklijk wordt pas na 100 jaar verleend . Zo lang duurt echt aanzien en gezag. Zoals zogenaamde ‘oude culturen’ gezag hebben en indruk-wekkend zijn. Dat je daar niet omheen kunt. Dat de kunst de oude verhalen telkens weer vertelt. Las ik net nog iets over bij Bruno Latour. Weer een medea, weer een orpheus, nog eens, nog eens. De geest van de geschiedenis aanwezig stellen, de muze van de geschiedenis laten werken, haar werking als wending die ruimte maakt, adem geeft. Dat ik aanwezig mag zijn.
Naar de lezer en de wendingen
En tenslotte. Als ik dit u allemaal herlees, wat betekent dat dan voor het doen van wendingen geïnspireerd door de muze van de geschiedenis Clio?
De volgende voorstellen:
- waar zijn we eigenlijk? De plek onderweg laten spreken.
- spullen en vooral hun al dan niet gefingeerde geschiedenis erbij (waarbij? Het werk, het gesprek, de ontmoeting waar dan ook) dus erbij betrekken.
- de deelnemer uitnodigen iets van zijn eigen geschiedenis aanwezig te stellen. Momenten. Stukje levensverhaal. Scene. Naar
- de voorgeschiedenis erbij betrekken. Hoe zijn wij hier gekomen? Wat ging hieraan vooraf? Echt als een verhaal hernemen, met episodes en al.
- Wat heeft ‘ons groepje’ hier bijeen is voor voorgeschiedenis? Herkennen en koesteren we dat we als onze scheppingsmythe?
- Onszelf, dus weer mijzelf, of mijzelf en de ander of het groepje aanmoedigen tot het doen van een historische daad. Wat zou nu episch zijn? Wat kunnen we doen om geschiedenis te schrijven? Ik krijg er een prettig studentikoos gevoel bij. Deze laatste zinnen. En zo is het ook. Wat kunnen we doen om herinnerd te worden. Dat is ons natuurlijke verlangen. Ooit waren we er niet. Ooit zullen we er niet meer zijn. Maar er was een begin, een oorsprong. En vanaf daar begon de vertelling. Mijn verhaal. Ons verhaal. Hun verhaal, de verhalen. En dat dat groots kan zijn. Daarbij helpt de muze van de geschiedenis. Die adem blaast ze ons in.