26 april 19
De tekening ontstaat zonder plan vooraf. Vanuit de handeling van het tekenen.
1- Eerst verschijnen met potlood structuren. die structuren zijn begrensd. Je kan er een mensgestalte in zien. Opgericht. dus verticale organisatie. Bovenaan meer hoofdachtig en beneden meer benig. En soms onderweg wat armig.
2- Met paletmes verschijnt dan daar overheen en omheen een witte bedekking/ onthulling. De potloodlijnen staan niet alleen meer 1-op-1 op het witte papier maar schijnen nu ook door het wit van de verf. Zwart van potlood en wit van verf wisselen een beetje uit als doorlatende membranen. Krijgen deel aan elkaar. En de verf heeft structuur dus komt van het papier af. waardoor ook horizontale structuur. (raster- vlakverdeling ontstaat)
3- In de nog natte verf komen dan de verticale streepjes. Een ruige vorm van arceren. Omdat de verf nog nat is lost het zwarte aquarelpotlood opnieuw daar een beetje in op. De handeling is ritmisch. Nooit hard. Alles wordt zachtjes gedaan.
4- Met krijt (schoolbordkrijt wit en creme-wit) komt dan de omgeving, een kader waar alles wat getekend 'in' en ingebed kan zijn. Misschien is daar ook met water in gewerkt. voor de structuur.
5- dan lijkt het af, maar volgen nog spontane krassen van een potlood over alles heen.
Deze beschrijving zegt iets over het maakproces. Wat mij er achteraf in fascineeert is:
- hoe de lagen over elkaar komen en op elkaar inwerken. Ook als materialen. Dus dat potlood en verf met elkaar 'uitwisselen'.
- het plezier in gelaagd werken. dus laag over laag. en dat daardoor een 'interessant' complex beeld ontstaat. toenemende complexiteit. leuker dan eenvoudige lijnen.
- het proces van verhullen dat tegelijkertijd onthullen blijkt te zijn. Dus verf over potloodstrepen vervaagt de tekening (denk ik) maar tegelijkertijd zie ik het ook beter (zie ik). aangekleed interessanter dan naakt.
- de krassen die het beeld 'stuk' maken (denk ik) maar de diepte en betekenis nemen toe (zie ik).
Tenslotte: in deze tekst die ik achteraf maak is dus het maakproces de ingang voor beschouwing. Ik zou ook 'de maker' (ikzelf) kunnen kiezen. Ook de context van waarin ik me bevind. En zo meer. wat voor ingangen zie ik dan? a- maker b- maakproces c- intentie/verhaal/betekenis (wat wil ik vertellen?) d- de situatie op werk/leven waarin dit spontane proces ontstaat (alsof het een rohrschach test zou zijn)